Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

someone into custody

Толкование Перевод

1 give someone into custody

give someone into custody

iemand aan de politie overleveren

————————

give someone into custody

iemand overdragen aan de politie

English-Dutch dictionary > give someone into custody
2 take someone into custody

take v someone into custody jmdn. in Gewahrsam nehmen

English-german law dictionary > take someone into custody
3 take someone into custody

take someone into custody

iemand aanhouden

English-Dutch dictionary > take someone into custody
4 take someone into protective custody

take someone into protective custody

iemand in hechtenis nemen/gevangen zetten (zogezegd) om hem te beschermen/voor zijn eigen veiligheid

English-Dutch dictionary > take someone into protective custody
5 custody

{'kʌstədi}
1. попечителство, опекунство, грижа
in the CUSTODY of под грижите/опеката на
in safe CUSTODY на сигурно място
2. задържане, арестуване
to take into CUSTODY арестувам, задържам
to give someone into CUSTODY предавам някого на полицията

* * *

{'k^stъdi} n 1. попечителство, опекунство; грижа; in the custody of

* * *

опека; попечителство; арестуване; грижа; настойничество;

* * *
1. in safe custody на сигурно място 2. in the custody of под грижите/опеката на 3. to give someone into custody предавам някого на полицията 4. to take into custody арестувам, задържам 5. задържане, арестуване 6. попечителство, опекунство, грижа
* * *

custody[´kʌstədi] n 1. попечителство, опека; грижа; in the \custody of a commission agent поверен на един комисионер; to place in \custody поставям под опекунство; the court gave the mother \custody of the child съдът даде родителските права на майката; in safe \custody на сигурно място; 2. задържане; арест, арестуване; to take into \custody арестувам, задържам; to give s.o. into \custody предавам някого в ръцете на властта.

English-Bulgarian dictionary > custody
6 custody

/'kʌstədi/ * danh từ - sự coi sóc, sự chăm sóc, sự trông nom, sự canh giữ =to have the custody of someone+ trông nom ai =the child is in the custody of his father+ đứa con được sự trông nom của bố =to be in the custody of someone+ dưới sự trông nom của ai - sự bắt giam, sự giam cầm =to be in custody+ bị bắt giam =to take somebody into custody+ bắt giữ ai !to give someone into custody - giao ai cho nhà chức trách

English-Vietnamese dictionary > custody
7 custody

n. hechtenis, arrest; toezicht; wacht; bewaking

custody

[ kustədie]

1 voogdij ⇒ zorg

2 beheer ⇒ hoede, bewaring

3 hechtenis ⇒ voorarrest, verzekerde bewaring

♦voorbeelden:

1   be given custody of • de voogdij krijgen over

2   give something in custody (at the bank) • iets (bij de bank) in bewaring geven

3   give someone into custody • iemand overdragen aan de politie

     take someone into custody • iemand aanhouden

     be in custody • in hechtenis/voorarrest zitten

English-Dutch dictionary > custody
8 hechtenis

hechtenis

1 [verzekerde bewaring als maatregel] custody ⇒ detention

2 [als straf] imprisonment ⇒ prison

♦voorbeelden:

1   preventieve/voorlopige hechtenis • preventive custody, detention on remand

     iemand in hechtenis nemen • take someone into custody

     iemand in hechtenis houden • detain someone

2   iemand tot twaalf dagen hechtenis veroordelen • sentence someone to twelve days imprisonment

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hechtenis
9 arrest

arrest

1 [voorlopige vrijheidsberoving] arrest 〈 ook krijgstuchtelijke straf〉 ⇒ detention, 〈 voorarrest〉 custody

2 [beslaglegging] seizure

3 [uitspraak van gerechtshof] judgement ⇒ decree

♦voorbeelden:

1   huis van arrest • house of detention

     arrest hebben • be confined to one's quarters

     iemand in arrest houden • detain someone

     iemand in arrest nemen • take someone into custody, arrest someone

     u staat onder arrest • you are under arrest

2   iets in arrest nemen • seize something

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > arrest
10 give

n. buigzaamheid
--------
v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)

give¹

[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid

♦voorbeelden:

1   there is no give in him • hij is niet erg soepel

————————

give²

〈gave [ geev], given [givn]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (aalmoezen) geven ⇒ schenkingen doen

2 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven

♦voorbeelden:

¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot

     〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?

→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 geven ⇒ schenken, overhandigen

2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen

3 geven ⇒ opofferen, wijden

4 〈 met zelfstandig naamwoord〉 doen 〈 wat zelfstandig naamwoord uitdrukt〉

5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven

6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken

7 geven ⇒ produceren, voortbrengen

♦voorbeelden:

1   give one's estate to • zijn landgoed vermaken aan

     give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienen

     give him my best wishes • doe hem de groeten van mij

     give oneself • zich helemaal overgeven 〈 aan iemand〉

     give a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenken

     give someone into custody • iemand aan de politie overleveren

2   he gave me his cold • hij heeft me aangestoken met zijn verkoudheid

     give me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijd

     give one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemand

     it's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaan

     give pleasure • erg aangenaam zijn

     give a prize • een prijs toekennen

     give him some rest • gun hem wat rust

     we were given three hours' rest • we kregen drie uur rust

     give someone a room • iemand een kamer toewijzen

     give someone a title • iemand een titel toekennen

     give trouble • last bezorgen

     he's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregen

     give someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen geven

     I'll give you that • dat geef ik toe

3   give one's life for one's country • zijn leven geven voor zijn vaderland

4   give a beating • een pak slaag geven

     give a cry • een kreet slaken

     give someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpen

     give proof of one's courage • zijn moed tonen

     give a ring • opbellen

     give sentence • een vonnis vellen

     give a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen

5   give a dinner • een diner aanbieden

6   the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)

     give the facts • de feiten tonen

     give information • informatie verstrekken

7   give bad results • slechte resultaten opleveren

     give off • (af)geven, verspreiden, maken

¶ give or take 5 minutes • 5 minuutjes meer of minder

     give as good as one gets • met gelijke munt betalen

     give it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs geven

     don't give me that • (hou op met die) onzin

     that'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen

     〈 slang〉 give someone what for • iemand f op zijn donder geven

→ give away give away/, give back give back/, give forth give forth/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/

English-Dutch dictionary > give
11 tevkif

law arrest, taking (a suspect) into custody. - etmek /ı/ law to arrest, take (someone) into custody. - müzekkeresi law warrant of arrest.

Saja Türkçe - İngilizce Sözlük > tevkif
12 iemand in arrest nemen

iemand in arrest nemen

take someone into custody, arrest someone

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in arrest nemen
13 iemand in hechtenis nemen

iemand in hechtenis nemen

take someone into custody

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in hechtenis nemen
14 λαμβάνω

λαμβάνω (Hom.+) impf. ἐλάμβανον; fut. λήμψομαι (PTurin II, 3, 48; POxy 1664, 12; on the μ s. Mayser 194f; Thackeray 108ff; B-D-F §101; W-S. §5, 30; Mlt-H. 106; 246f; Reinhold 46f; WSchulze, Orthographica 1894.—On the middle s. B-D-F §77); 2 aor. ἔλαβον, impv. λάβε (B-D-F §101 p. 53 s.v. λαμβάνειν; W-S. §6, 7d; Mlt-H. 209 n. 1), impv. 3 pl. λαβέτωσαν (LXX; GJs 4:2); pf. εἴληφα (DRinge, Glotta 62, ’84, 125–28), 2 sing. εἴληφας and εἴληφες Rv 11:17 v.l. (W-S. §13, 16 note; Mlt-H. 221), ptc. εἰληφώς. Pass.: fut. 3 pl. ληφθήσονται Jdth 6:9; aor. εἰλήφθην LXX; pf. 3 sing. εἴληπται; plpf. 3 sg. εἴληπτο (Just., D. 132, 3). For Attic inscriptional forms s. Threatte II 645. In the following divisions, nos. 1–9 focus on an active role, whereas 10 suggests passivity.

① to get hold of someth. by laying hands on or grasping someth., directly or indirectly, take, take hold of, grasp, take in hand ἄρτον (Diod S 14, 105, 3 ῥάβδον; TestSol 2:8 D τὴν σφραγῖδα; TestJob 23:10 ψαλίδα) Mt 26:26a; Mk 14:22a; Ac 27:35. τ. βιβλίον (Tob 7:14) Rv 5:8f. τ. κάλαμον Mt 27:30. λαμπάδας take (in hand) (Strattis Com. [V B.C.], Fgm. 37 K. λαβόντες λαμπάδας) 25:1, 3. λαβέτωσαν ἀνὰ λαμπάδα GJs 7:2. μάχαιραν draw the sword (Gen 34:25; Jos., Vi. 173 [cp. JosAs 23:2 τὴν ῥομφαίαν]) Mt 26:52. Abs. λάβετε take (this) Mt 26:26b; Mk 14:22b.— Take hold of (me) GHb 356, 39=ISm 3:2.—ἔλαβέ με ἡ μήτηρ μου τὸ ἅγιον πνεῦμα ἐν μιᾷ τῶν τριχῶν μου my mother, the Holy Spirit, took me by one of my hairs GHb 20, 63. Ἐλισάβεδ … λαβουμένη (λαβοῦσα codd.) αὐτὸν ἀνέβη ἐν τῇ ὀρεινῇ E. took (John) and went up into the hill-country GJs 22:3. λαβών is somet. used somewhat pleonastically to enliven the narrative, as in Hom. (Od. 24, 398) and dramatists (Soph., Oed. R. 1391 et al.), but also in accord w. Hebr. usage (JViteau, Étude sur le Grec du NT 1893, 191; Dalman, Worte 16ff; Wlh., Einleitung² 1911, 14; B-D-F §419, 1 and 2; s. Rob. 1127; s., e.g., ApcBar 2:1 λαβών με ἤγαγε; Josh 2:4; Horapollo 2, 88 τούτους λαβὼν κατορύττει) Mt 13:31, 33; Mk 9:36; Lk 13:19, 21; J 12:3; Ac 9:25; 16:3; Hs 5, 2, 4. The ptc. can here be rendered by the prep. with (B-D-F §418, 5; Rob. 1127) λαβὼν τὴν σπεῖραν ἔρχεται he came with a detachment J 18:3 (cp. Soph., Trach. 259 στρατὸν λαβὼν ἔρχεται; ApcrEsd 6, 17 p. 31, 24 Tdf. λαβὼν … στρατιὰν ἀγγέλων). λαβὼν τὸ αἷμα … τὸν λαὸν ἐρράντισε with the blood he sprinkled the people Hb 9:19 (cp. ParJer 9:32 λαβόντες τὸν λίθον ἔθηκαν ἐπὶ τὸ μνῆμα αὐτοῦ ‘they crowned his tomb with a stone’; Mel., P. 14, 88 λαβόντες δὲ τὸ … αἶμα). Different is the periphrastic aor. ptc. use of λ. w. ἔχει: Dg 10:6 ἃ παρὰ τοῦ θεοῦ λαβὼν ἔχει what the pers. has received fr. God (cp. Eur., Bacchae 302 μεταλαβὼν ἔχει; Goodwin §47; Gildersleeve, Syntax §295; Schwyzer I, 812). Freq. parataxis takes the place of the ptc. constr. (B-D-F §419, 5) ἔλαβε τὸν Ἰησοῦν καὶ ἐμαστίγωσεν (instead of λαβὼν τ. Ἰ. ἐ.) he had Jesus scourged J 19:1. λαβεῖν τὸν ἄρτον … καὶ βαλεῖν throw the bread Mt 15:26; Mk 7:27. ἔλαβον τὰ ἱμάτια αὐτοῦ καὶ ἐποίησαν τέσσερα μέρη they divided his garments into four parts J 19:23.—In transf. sense ἀφορμὴν λ. find opportunity Ro 7:8, 11 (s. ἀφορμή); ὑπόδειγμα λ. take as an example Js 5:10; so also λ. alone, λάβωμεν Ἐνώχ 1 Cl 9:3.—Of the cross as a symbol of the martyr’s death take upon oneself Mt 10:38 (cp. Pind., P. 2, 93 [171] λ. ζυγόν). We may class here ἔλαβεν τὰ ἱμάτια αὐτοῦ he put his clothes on J 13:12 (cp. Hdt. 2, 37; 4, 78; GrBar 9:7 τὸν ὄφιν ἔλαβεν ἔνδυμα). Prob. sim. μορφὴν δούλου λ. put on the form of a slave Phil 2:7.—Of food and drink take (cp. Bel 37 Theod.) Mk 15:23. ὅτε ἔλαβεν τὸ ὄξος J 19:30; λαβὼν τροφὴν ἐνίσχυσεν Ac 9:19; τροφὴν … λα[βεῖν] AcPl Ha 1, 19. (βρέφος) ἔλαβε μασθὸν ἐκ τῆς μητρὸς αὐτοῦ Μαρίας (the infant) took the breast of his mother Mary GJs 19:2.—1 Ti 4:4 (s. 10b below) could also belong here.

② to take away, remove (τὴν ψυχήν ApcEsdr 6:16 p. 31, 23 Tdf.) with or without the use of force τὰ ἀργύρια take away the silver coins (fr. the temple) Mt 27:6. τὰς ἀσθενείας diseases 8:17. τὸν στέφανον Rv 3:11. τὴν εἰρήνην ἐκ τῆς γῆς remove peace from the earth 6:4 (λ. τι ἐκ as UPZ 125, 13 ὸ̔ εἴληφεν ἐξ οἴκου; 2 Ch 16:2; TestSol 4:15 D; TestAbr B 7 p. 111, 12 [Stone p. 70]; Mel., P. 55, 403).

③ to take into one’s possession, take, acquire τὶ someth. τὸν χιτῶνα Mt 5:40. οὐδὲ ἕν J 3:27. ἑαυτῷ βασιλείαν obtain kingly power for himself Lk 19:12 (cp. Jos., Ant. 13, 220). λ. γυναῖκα take a wife (Eur., Alc. 324; X., Cyr. 8, 4, 16; Gen 4:19; 6:2; Tob 1:9; TestSol 26:1; TestJob 45:3; ParJer 8:3; Jos., Ant. 1, 253; Just., D. 116, 3; 141, 4) Mk 12:19–21; 22 v.l.; Lk 20:28–31 (s. also the vv.ll. in 14:20 and 1 Cor 7:28). Of his life, that Jesus voluntarily gives up, in order to take possession of it again on his own authority J 10:18a. [ἀπολείπ]ετε τὸ σκότος, λάβεται τὸ φῶς [abandon] the darkness, seize the light AcPl Ha 8, 32. ἑαυτῷ τ. τιμὴν λ. take the honor upon oneself Hb 5:4.—Lay hands on, seize w. acc. of the pers. who is seized by force (Hom. et al.; LXX; mid. w. gen. Just., A II, 2, 10, D. 105, 3) Mt 21:35, 39; Mk 12:3, 8. Of an evil spirit that seizes the sick man Lk 9:39 (cp. PGM 7, 613 εἴλημπται ὑπὸ τοῦ δαίμονος; TestSol 17:2 εἰ λήμψομαί τινα, εὐθέως ἀναιρῶ αὐτὸν τῷ ξίφει; Jos., Ant. 4, 119 ὅταν ἡμᾶς τὸ τοῦ θεοῦ λάβῃ πνεῦμα; Just., A I, 18, 4 ψυχαῖς ἀποθανόντων λαμβανόμενοι).—Esp. of feelings, emotions seize, come upon τινά someone (Hom. et al.; Ex 15:15; Wsd 11:12; Jos., Ant. 2, 139; 14, 57) ἔκστασις ἔλαβεν ἅπαντας amazement seized (them) all Lk 5:26. φόβος 7:16. Sim. πειρασμὸς ὑμᾶς οὐκ εἴληφεν εἰ μὴ ἀνθρώπινος 1 Cor 10:13.—Of hunting and fishing: catch (X., Cyr. 1, 4, 9; Aelian, VH 4, 14) οὐδέν Lk 5:5=J 21:6 v.l. Fig. εἴ τις λαμβάνει (ὑμᾶς) if someone puts something over on you, takes advantage of you 2 Cor 11:20 (the exx. cited in Field, Notes, 184f refer to material plunder, whereas Paul appears to point to efforts of his opposition to control the Corinthians’ thinking for their own political purposes; also s. CLattey, JTS 44, ’43, 148); in related vein δόλῳ τινὰ λ. catch someone by a trick 12:16.

④ to take payment, receive, accept, of taxes, etc. collect the two-drachma tax Mt 17:24; tithes Hb 7:8f; portion of the fruit as rent Mt 21:34. τὶ ἀπό τινος someth. fr. someone (Plut., Mor. 209d, Aem. Paul. 5, 9) 17:25. παρὰ τῶν γεωργῶν λ. ἀπὸ τῶν καρπῶν collect a share of the fruit fr. the vinedressers Mk 12:2.—τὶ παρά τινος someth. fr. someone (Aristarch. Sam. p. 352, 4; Jos., Ant. 5, 275; Just., D. 22, 11; Tat. 19, 1) οὐ παρὰ ἀνθρώπου τὴν μαρτυρίαν λ. the testimony which I receive is not from a human being or I will not accept mere human testimony (PSI 395, 6 [241 B.C.] σύμβολον λαβὲ παρʼ αὐτῶν=have them give you a receipt) J 5:34; cp. vs. 44; 3:11, 32f.

⑤ to include in an experience, take up, receive τινὰ someone εἰς into (Wsd 8:18) lit. εἰς τὸ πλοῖον take someone (up) into the boat J 6:21. εἰς οἰκίαν receive someone into one’s house 2J 10. εἰς τὰ ἴδια into his own home J 19:27. Receive someone in the sense of recognizing the other’s authority J 1:12; 5:43ab; 13:20abcd.—οἱ ὑπηρέται ῥαπίσμασιν αὐτὸν ἔλαβον Mk 14:65 does not mean ‘the servants took him into custody with blows’ (BWeiss, al.), but is a colloquialism (s. B-D-F §198, 3, w. citation of AcJo 90 [Aa II 196, 1] τί εἰ ῥαπίσμασίν μοι ἔλαβες; ‘what if you had laid blows on me?’) the servants treated him to blows (Moffatt: ‘treated him to cuffs and slaps’), or even ‘got’ him w. blows, ‘worked him over’ (perh. a Latinism; Cicero, Tusc. 2, 14, 34 verberibus accipere. B-D-F §5, 3b; s. Rob. 530f); the v.l. ἔβαλον is the result of failure to recognize this rare usage. καλῶς ἔλαβόν σε; have (the young women) treated you well? Hs 9, 11, 8.

⑥ to make a choice, choose, select πᾶς ἀρχιερεὺς ἐξ ἀνθρώπων λαμβανόμενος who is chosen fr. among human beings Hb 5:1 (cp. Num 8:6; Am 2:11; Just., D. 130, 3). The emphasis is not on gender but the human status of the chief priest in contrast to that of the unique Messiah vs. 5.

⑦ to accept as true, receive τὶ someth. fig. τὰ ῥήματά τινος receive someone’s words (and use them as a guide) J 12:48; 17:8; AcPl Ha 1, 6 (s. καρδία 1bβ). τὸν λόγον receive the teaching Mt 13:20; Mk 4:16 (for μετὰ χαρᾶς λ. cp. PIand 13, 18 ἵνα μετὰ χαρᾶς σε ἀπολάβωμεν).

⑧ to enter into a close relationship, receive, make one’s own, apprehend/comprehend mentally or spiritually (Soph., Pla. et al.) of the mystical apprehension of Christ (opp. κατελήμφθην ὑπὸ Χριστοῦ) ἔλαβον (i.e. Χριστόν) I have made (him) my own Phil 3:12.

⑨ Special uses: the OT is the source of λαμβάνειν πρόσωπον show partiality/favoritism (s. πρόσωπον 1bα end) Lk 20:21; Gal 2:6; B 19:4; D 4:3.—θάρσος λ. take courage s. θάρσος; πεῖράν τινος λ. try someth. (Pla., Prot. 342a; 348a, Gorg. 448a; X., Cyr. 6, 1, 28; Polyb. 1, 75, 7; 2, 32, 5; 5, 100, 10; Aelian, VH 12, 22; Dt 28:56; Jos., Ant. 8, 166; diff. Dio Chrys. 50, 6) Hb 11:29 (this expr. has a different mng. in vs. 36; s. 10b below).—συμβούλιον λαμβάνειν consult (with someone), lit. ‘take counsel’, is a Latinism (consilium capere; s. B-D-F §5, 3b; Rob. 109) Mt 27:7; 28:12; w. ὅπως foll. 22:15; foll. by κατά τινος against someone and ὅπως 12:14; foll. by κατά τινος and ὥστε 27:1. οὐ λήψῃ βουλὴν πονηρὰν κατὰ τοῦ πλησίον σου D 2:6.

⑩ to be a receiver, receive, get, obtain

ⓐ abs. λαβών (of a hungry hog) when it has received someth. B 10:3. (Opp. αἰτεῖν, as Appian, Fgm. [I p. 532–36 Viereck-R.] 23 αἰτεῖτε καὶ λαμβάνετε; PGM 4, 2172) Mt 7:8; Lk 11:10; J 16:24. (Opp. διδόναι as Thu. 2, 97, 4 λαμβάνειν μᾶλλον ἢ διδόναι; Ael. Aristid. 34 p. 645 D.; Herm. Wr. 5, 10b; Philo, Deus Imm. 57; SibOr 3, 511) Mt 10:8; Ac 20:35; B 14:1; but in D 1:5 λ. rather has the ‘active’ sense accept a donation (as ἵνα λάβῃ ἐξουσίαν TestJob 8:2).

ⓑ w. acc. of thing τὶ someth. (Da 2:6; OdeSol 11:4 σύνεσιν; TestJob 24:9 τρεῖς ἄρτους al.; ApcEsdr 5:13 p. 30, 11 Tdf. τὴν ψυχήν) τὸ ψωμίον receive the piece of bread J 13:30. ὕδωρ ζωῆς δωρεάν water of life without cost Rv 22:17. μισθόν (q.v. 1 and 2a) Mt 10:41ab; J 4:36; 1 Cor 3:8, 14; AcPlCor 2:36 (TestSol 1:2, 10). Money: ἀργύρια Mt 28:15; ἀνὰ δηνάριον a denarius each Mt 20:9f. ἐλεημοσύνην Ac 3:3. βραχύ τι a little or a bite J 6:7; eternal life Mk 10:30 (Jos., C. Ap. 2, 218 βίον ἀμείνω λαβεῖν); the Spirit (schol. on Plato 856e ἄνωθεν λαμβάνειν τὸ πνεῦμα) J 7:39; Ac 2:38; cp. Gal 3:14; 1 Cor 2:12; 2 Cor 11:4; forgiveness of sin Ac 10:43 (Just., D. 54, 1); grace Ro 1:5; cp. 5:17; the victor’s prize 1 Cor 9:24f; the crown of life Js 1:12 (cp. Wsd 5:16 λ. τὸ διάδημα). συμφύγιον/σύμφυτον καὶ ὅπλον εὐδοκίας λάβωμεν Ἰησοῦν χριστόν the sense of this clause, restored from AcPl Ha 8, 23–24 and AcPl Ox 1602, 33–35 (=BMM recto 29–31) emerges as follows: and let us take Jesus Christ as our refuge/ally and shield, the assurance of God’s goodwill toward us. The early and late rain Js 5:7. ἔλεος receive mercy Hb 4:16 (Just., D. 133, 1). λ. τὸ ὄνομα τοῦ υἱοῦ (θεοῦ) receive the name of the Son of God (in baptism) Hs 9, 12, 4. διάδοχον receive a successor Ac 24:27 (cp. Pliny the Younger, Ep. 9, 13 successorem accipio). τὴν ἐπισκοπὴν αὐτοῦ λαβέτω ἕτερος let another man receive his position 1:20 (Ps 108:8). τόπον ἀπολογίας λ. (τόπος 4) 25:16. λ. τι μετὰ εὐχαριστίας receive someth. w. thankfulness 1 Ti 4:4 (but s. 1 above, end.—On the construction with μετά cp. Libanius, Or. 63 p. 392, 3 F. μετὰ ψόγου λ.). τί ἔχεις ὅ οὐκ ἔλαβες; what have you that you did not receive? 1 Cor 4:7 (Alciphron 2, 6, 1 τί οὐ τῶν ἐμῶν λαβοῦσα ἔχεις;). Of punishments (cp. δίκην λ. Hdt. 1, 115; Eur., Bacch. 1312. ποινάς Eur., Tro. 360. πληγάς Philyllius Com. [V B.C.] 11 K.; GrBar 4:15 καταδίκην; Jos., Ant. 14, 336 τιμωρίαν) λ. περισσότερον κρίμα receive a punishment that is just so much more severe Mt 23:13 [14] v.l. (cp. κρίμα 4b); Mk 12:40; Lk 20:47; cp. Js 3:1. οἱ ἀνθεστηκότες ἑαυτοῖς κρίμα λήμψονται those who oppose will bring punishment upon themselves Ro 13:2. πεῖράν τινος λ. become acquainted with, experience, suffer someth. (X., An. 5, 8, 15; Polyb. 6, 3, 1; 28, 9, 7; 29, 3, 10; Diod S 12, 24, 4 τὴν θυγατέρα ἀπέκτεινεν, ἵνα μὴ τῆς ὕβρεως λάβῃ πεῖραν; 15, 88, 4; Jos., Ant. 2, 60; Preisigke, Griech. Urkunden des ägypt. Museums zu Kairo [1911] 2, 11; 3, 11 πεῖραν λ. δαίμονος) μαστίγων πεῖραν λ. Hb 11:36 (the phrase in a diff. mng. vs. 29; s. 9b above).

ⓒ Also used as a periphrasis for the passive: οἰκοδομὴν λ. be edified 1 Cor 14:5. περιτομήν be circumcised J 7:23 (Just., D. 23, 5 al.). τὸ χάραγμα receive a mark = be marked Rv 14:9, 11; 19:20; 20:4. καταλλαγήν be reconciled Ro 5:11. ὑπόμνησίν τινος be reminded of = remember someth. 2 Ti 1:5 (Just., D 19, 6 μνήμην λαμβάνητε); λήθην τινὸς λ. forget someth. (Timocles Com. [IV B.C.], Fgm. 6, 5 K.; Aelian, VH 3, 18 end, HA 4, 35; Jos., Ant. 2, 163; 202; 4, 304; Just., D. 46, 5 ἵνα μὴ λήθη ὑμᾶς λαμβάνῃ τοῦ θεοῦ) 2 Pt 1:9; χαρὰν λ. experience joy, rejoice Hv 3, 13, 2 ; GJs 12:2; ἀρχὴν λ. be begun, have its beginning (Pla et al.; Polyb. 1, 12, 9; Sext. Emp., Phys. 1, 366; Aelian, VH 2, 28; 12, 53; Dio Chrys. 40, 7; Philo, Mos. 1, 81 τρίτον [σημεῖον] … τὴν ἀρχὴν τοῦ γίνεσθαι λαβὸν ἐν Αἰγύπτῳ; Just., D. 46, 4 τὴν ἀρχὴν λαβούσης ἀπὸ Ἀβραὰμ τῆς περιτομῆς; Ath. 19, 2 ἑτέραν ἀρχὴν τοῦ κόσμου λαβόντος) Hb 2:3; ApcPt Rainer ln. 19.—λ. τι ἀπό τινος receive someth. from someone (Epict. 4, 11, 3 λ. τι ἀπὸ τῶν θεῶν; Herm. Wr. 1, 30; ApcMos 19 ὅτε δὲ ἔλαβεν ἀπʼ ἐμοῦ τὸν ὄρκον; Just., D. 78, 10 τῶν λαβόντων χάριν ἀπὸ τοῦ θεοῦ) 1J 2:27; 3:22. Also τὶ παρά τινος (Pisander Epicus [VI B.C.] Fgm. 5 [in Athen. 11, 469d]; Diod S 5, 3, 4 λαβεῖν τι παρὰ τῶν θεῶν; TestAbr A 5 p. 82, 8 [Stone p. 12] λαβὼν τὴν εὐχὴν παρʼ αὐτῶν; Just., A I, 60, 3 ἐνέργειαν τὴν παρὰ τοῦ θεοῦ λεγομένην λαβεῖν τὸν Μωυσέα.—παρά A3aβ) J 10:18b; Ac 2:33; 3:5; 20:24; Js 1:7; 2J 4; Rv 2:28. λ. τὸ ἱκανὸν παρὰ τοῦ Ἰάσονος receive bail from Jason Ac 17:9 (s. ἱκανός 1). λ. τι ὑπό τινος be given someth. by someone 2 Cor 11:24. κλῆρον καὶ μερισμὸν λαμβάνοντες AcPl Ha 8, 18/Ox 1602, 22f [λαβόντες]=BMM recto 23f (s. κλῆρος 2). λ. τι ἔκ τινος receive someth. fr. a quantity of someth.: ἐκ τοῦ πληρώματος αὐτοῦ ἐλάβομεν χάριν from his fullness we have received favor J 1:16. ἐκ τοῦ πνεύματος αὐτοῦ ἐλάβετε Hs 9, 24, 4.—λ. ἐξ ἀναστάσεως τοὺς νεκροὺς αὐτῶν (s. ἀνάστασις 2a) Hb 11:35. On ἐν γαστρὶ εἴληφα (LXX) GJs 4:2 and 4 s. γαστήρ 2 and συλλαμβάνω 3.—B. 743. Schmidt, Syn. III 203–33. DELG. M-M. EDNT. TW. Sv.

Ελληνικά-Αγγλικά παλαιοχριστιανική Λογοτεχνία > λαμβάνω
15 detener

v.

1 to stop.

consiguieron detener la hemorragia they managed to stop the bleeding

estaba decidido, nada podía detenerlo he had made up his mind, nothing could stop him

Ricardo detuvo el auto Richard stopped the car.

El guarda detuvo el asalto The guard stopped the holdup.

2 to arrest.

El guarda detuvo al ladrón The guard arrested the thief.

3 to keep, to delay.

4 to hold back, to delay, to block someone's progress, to block the progress of.

La falta de luz detuvo al tren The lack of lighting held back the train.

* * *

detener

Conjugation model [ TENER], like link=tener tener

► verbo transitivo

1 (parar) to stop, halt; (proceso, negociación) to hold up

2 (retener) to keep, delay, detain

■ nos detuvo durante una hora she kept us for an hour

3 DERECHO to detain, arrest

► verbo pronominal detenerse

1 (pararse) to stop, halt

■ el tren se detuvo the train stopped

2 (entretenerse) to hang about, linger

3 (pararse a considerar algo) to dwell

■ no podemos detenernos en este asunto we can't dwell upon this matter

* * *

verb

1) to arrest, detain

2) stop, halt

•

- detenerse

* * *

1. VT

1) (=parar) to stop

me detuvo en la calle — he stopped me in the street

2) (=retrasar) to hold up, delay

detener el progreso de algo — to hold up the progress of sth

no quiero detenerlo — I don't want to keep o delay you

3) (=retener) [+ objeto] to keep

4) (Jur) (=arrestar) to arrest; (=encarcelar) to detain

2.

See:

detenerse

* * *
1.
verbo transitivo

1) ( parar) <vehículo/máquina> to stop; <trámite/proceso> to halt; < hemorragia> to stop, staunch

detener el avance de la enfermedad — to check the development of the disease

vete, nadie te detiene — go then, nobody's stopping you

2) ( arrestar) to arrest; ( encarcelar) to detain

queda usted detenido! — you're under arrest!
2.
detenerse v pron

a) ( pararse) vehículo/persona to stop

no te detengas por el camino — don't stop off on the way

detenerse a + inf — to stop to + inf

b) ( tomar mucho tiempo)

detenerse en algo: no nos detengamos demasiado en los detalles — let's not spend too much time discussing the details

* * *

= halt, stop, suspend, staunch [stanch, -USA], check, detain, stunt, stem + the tide of, arrest, apprehend, shut down, imprison, jail [gaol, -UK], make + an arrest, place under + arrest, take into + custody, pull over.

Nota: Referido generalmente a la policía de tráfico.

Ex. Consequently, a freeze-frame or still-picture effect can be achieved by simply halting the movement of the head across the disc.

Ex. Program function key 1 (FP1) tells DOBIS/LIBIS to stop whatever it is doing and go back to the function selection screen.

Ex. The appearance of this volume aroused such a furor within and without the British Museum that further publication of the catalog was suspended.

Ex. Some notable progress is being made worldwide in staunching publishers' losses.

Ex. They concluded that 'our citizens may rationally prefer to check crime and disorder by ounces of educational prevention, than by pounds of cure in the shape of large 'lockups' and expensive suits before the law'.

Ex. Juan Carlos is a blind lawyer, activist and volunteer librarian who has been imprisoned without trial since March, when he was detained for peacefully protesting the arrest of a journalist.

Ex. True personal discrimination cannot be forced by exercises in selecting the good and rejecting the bad by the application of stock critical formulas: it may indeed be stunted.

Ex. This article discusses some strategies that are being developed to stem the tide of losses caused worldwide by piracy.

Ex. Librarians have been known to devote time to entrap and arrest individuals who use the library toilets for sexual purposes = Hay casos de bibliotecarios que han dedicado tiempo a atrapar y detener a individuos que utilizan los servicios de la biblioteca con fines sexuales.

Ex. Due to this fortunate circumstance, a thief who had been systematically purloining rare books from the Library was apprehended.

Ex. Cyberattacks involve routers acting at a predesignated time or trigger time and flooding various targeted Web sites with data -- effectively shutting down the Web site.

Ex. Juan Carlos is a blind lawyer, activist and volunteer librarian who has been imprisoned without trial since March, when he was detained for peacefully protesting the arrest of a journalist.

Ex. In 1892 Klas Linderfelt, the then ALA President, was jailed for 4 days on charges of embezzling more than $4,000 from library funds.

Ex. They do do everything from issuing parking and speeding tickets to making arrests.

Ex. The driver was placed under arrest by the state police for driving while under the influence of alcohol.

Ex. A couple convicted of tax evasion was taken into custody after a five-month-long standoff with federal agents.

Ex. Since cops were given the go-ahead to pull over people for not wearing seat belts, state troopers have become creative about spotting scofflaws.

----

* continuar sin detenerse = go straight ahead.

* detener bruscamente = halt + in full flight.

* detener búsqueda = discontinue + search.

* detener completamente = bring to + a (grinding) halt.

* detener en el camino = waylay.

* detenerse = become + stagnant, break off, sit back, stall, pull up, run into + the sand(s), stop over.

* detenerse antes de = stop + short of.

* detenerse a pensar = pause + to think, step back, take + a step back.

* detenerse a pensar en = spare + a thought for.

* detenerse a reflexionar = stand back.

* detenerse completamente = grind to + a (screeching) halt, come to + a (dead) halt, come to + a shuddering halt.

* detenerse en el camino = stop along + the way.

* detenerse en el lado del camino = pull over.

* detenerse por completo = come to + a standstill, be at a standstill.

* detenerse por un momento = pause.

* estar detenido = be under arrest.

* ser detenido = be under arrest.

* si nos detenemos a reflexionar sobre ello = on reflection.

* * *
1.
verbo transitivo

1) ( parar) <vehículo/máquina> to stop; <trámite/proceso> to halt; < hemorragia> to stop, staunch

detener el avance de la enfermedad — to check the development of the disease

vete, nadie te detiene — go then, nobody's stopping you

2) ( arrestar) to arrest; ( encarcelar) to detain

queda usted detenido! — you're under arrest!
2.
detenerse v pron

a) ( pararse) vehículo/persona to stop

no te detengas por el camino — don't stop off on the way

detenerse a + inf — to stop to + inf

b) ( tomar mucho tiempo)

detenerse en algo: no nos detengamos demasiado en los detalles — let's not spend too much time discussing the details

* * *

= halt, stop, suspend, staunch [stanch, -USA], check, detain, stunt, stem + the tide of, arrest, apprehend, shut down, imprison, jail [gaol, -UK], make + an arrest, place under + arrest, take into + custody, pull over.

Nota: Referido generalmente a la policía de tráfico.

Ex: Consequently, a freeze-frame or still-picture effect can be achieved by simply halting the movement of the head across the disc.

Ex: Program function key 1 (FP1) tells DOBIS/LIBIS to stop whatever it is doing and go back to the function selection screen.

Ex: The appearance of this volume aroused such a furor within and without the British Museum that further publication of the catalog was suspended.

Ex: Some notable progress is being made worldwide in staunching publishers' losses.

Ex: They concluded that 'our citizens may rationally prefer to check crime and disorder by ounces of educational prevention, than by pounds of cure in the shape of large 'lockups' and expensive suits before the law'.

Ex: Juan Carlos is a blind lawyer, activist and volunteer librarian who has been imprisoned without trial since March, when he was detained for peacefully protesting the arrest of a journalist.

Ex: True personal discrimination cannot be forced by exercises in selecting the good and rejecting the bad by the application of stock critical formulas: it may indeed be stunted.

Ex: This article discusses some strategies that are being developed to stem the tide of losses caused worldwide by piracy.

Ex: Librarians have been known to devote time to entrap and arrest individuals who use the library toilets for sexual purposes = Hay casos de bibliotecarios que han dedicado tiempo a atrapar y detener a individuos que utilizan los servicios de la biblioteca con fines sexuales.

Ex: Due to this fortunate circumstance, a thief who had been systematically purloining rare books from the Library was apprehended.

Ex: Cyberattacks involve routers acting at a predesignated time or trigger time and flooding various targeted Web sites with data -- effectively shutting down the Web site.

Ex: Juan Carlos is a blind lawyer, activist and volunteer librarian who has been imprisoned without trial since March, when he was detained for peacefully protesting the arrest of a journalist.

Ex: In 1892 Klas Linderfelt, the then ALA President, was jailed for 4 days on charges of embezzling more than $4,000 from library funds.

Ex: They do do everything from issuing parking and speeding tickets to making arrests.

Ex: The driver was placed under arrest by the state police for driving while under the influence of alcohol.

Ex: A couple convicted of tax evasion was taken into custody after a five-month-long standoff with federal agents.

Ex: Since cops were given the go-ahead to pull over people for not wearing seat belts, state troopers have become creative about spotting scofflaws.

* continuar sin detenerse = go straight ahead.

* detener bruscamente = halt + in full flight.

* detener búsqueda = discontinue + search.

* detener completamente = bring to + a (grinding) halt.

* detener en el camino = waylay.

* detenerse = become + stagnant, break off, sit back, stall, pull up, run into + the sand(s), stop over.

* detenerse antes de = stop + short of.

* detenerse a pensar = pause + to think, step back, take + a step back.

* detenerse a pensar en = spare + a thought for.

* detenerse a reflexionar = stand back.

* detenerse completamente = grind to + a (screeching) halt, come to + a (dead) halt, come to + a shuddering halt.

* detenerse en el camino = stop along + the way.

* detenerse en el lado del camino = pull over.

* detenerse por completo = come to + a standstill, be at a standstill.

* detenerse por un momento = pause.

* estar detenido = be under arrest.

* ser detenido = be under arrest.

* si nos detenemos a reflexionar sobre ello = on reflection.

* * *

detener [ E27 ]

vt

A (parar) ‹vehículo/máquina› to stop; ‹trámite/proceso› to halt; ‹hemorragia› to stop, staunch

detener el avance del enemigo to halt the enemy advance

detener el avance de la enfermedad to curb o check o arrest the development of the disease

vete si quieres, nadie te detiene go if you want, nobody's stopping you

B (arrestar) to arrest; (encarcelar) to detain

¡queda usted detenido! you're under arrest!

C (Dep) ‹gol/lanzamiento› to save; (balón) to stop

■ detenerse

v pron

1 (pararse) «vehículo/persona» to stop

ven directo a casa, sin detenerte en el camino come straight home without stopping off on the way

detenerse A + INF to stop to + INF

¿te has detenido a pensar en las consecuencias? have you stopped to consider the consequences?

2

(tomar mucho tiempo): me detuve arreglando el escritorio y perdí el tren I hung around tidying my desk and I missed the train

detenerse EN algo:

hay que ir al grano sin detenerse en lo accesorio we have to get to the point without dwelling on incidentals

no te detengas en la introducción don't waste time o spend too much time on the introduction

* * *

detener ( conjugate detener) verbo transitivo
1 ( parar) ‹vehículo/máquina› to stop;
‹trámite/proceso› to halt;
‹ hemorragia› to stop, staunch
2 ( arrestar) to arrest;
( encarcelar) to detain;
◊ ¡queda usted detenido! you're under arrest!

detenerse verbo pronominal
a) ( pararse) [vehículo/persona] to stop;

detenerse a hacer algo to stop to do sth
b) ( tomar mucho tiempo) detenerse en algo:

◊ no nos detengamos demasiado en los detalles let's not spend too much time discussing the details

detener verbo transitivo
1 to stop, halt
2 Jur (a un sospechoso) to arrest, detain
' detener' also found in these entries:
Spanish:
interceptar
- prender
- atajar
- detiene
- detuve
- paso
English:
apprehend
- arrest
- detain
- get
- inhibit
- keep
- prisoner
- pull in
- recapture
- remand
- seize
- stem
- stop
- halt
- hold
- stunt

* * *

detener

♦ vt

1. [parar] to stop;

detenga el vehículo y estacione stop the vehicle and park;

detener el avance enemigo to halt the enemy advance;

detener la propagación de la epidemia to stop the spread of the epidemic;

los bomberos lograron detener el fuego firefighters managed to hold the fire in check o stop the fire spreading;

consiguieron detener la hemorragia they managed to stop the bleeding;

estaba decidido, nada podía detenerlo he had made up his mind, nothing could stop him;

¡adelante, hazlo! ¿qué te detiene? go on, do it! what's stopping you?

2. [arrestar] to arrest

3. [entretener] to keep, to delay;

¿qué fue lo que te detuvo? what kept you?, what held you up?

♦ See also the pronominal verb detenerse

* * *

detener

v/t

1 stop

2 de policía arrest, detain

* * *

detener {80} vt

1) arrestar: to arrest, to detain

2) parar: to stop, to halt

3) : to keep, to hold back

♦ See also the reflexive verb detenerse

* * *

detener vb

1. (parar) to stop [pt. & pp. stopped]

el conductor detuvo el coche the driver stopped the car

2. (arrestar) to arrest

han detenido a un joven por robar una moto a youth has been arrested for stealing a motorbike

Spanish-English dictionary > detener
16 πέμπω

πέμπω fut. πέμψω; 1 aor. ἑπεμψα; pf. πέπομφα IEph 17:2. Pass.: fut. inf. πεμφθήσεσθαι (Just., A I, 28); 1 aor. ἐπέμφθην; 1 pf. ptc. πεπεμμένος (Just., D. 126, 6); plpf. 3 sg. ἐπέπεμπτο Just., D. 56, 5).

① to dispatch someone, whether human or transcendent being, usually for purposes of communication, send τινά someone J 1:22; 13:16; 20:21b; Phil 2:23, 28; ISm 11:3. δοῦλον Lk 20:11; cp. vs. 12f. τ. ἀδελφούς 2 Cor 9:3. ἄνδρας πιστούς 1 Cl 63:3. ὑπηρέτην Dg 7:2. ἐπισκόπους IPhld 10:2. W. double acc. π. τινὰ κατάσκοπον send someone out as a spy B 12:9; w. acc. of a ptc. π. τινὰ κρίνοντα send someone as a judge Dg 7:6. π. τινὰ πρεσβεύσοντα send someone to be a representative Pol 13:1. W. a destination indicated (the ref. to a legation somet. being omitted as self-evident, like the Engl. ‘send to someone’= ‘send a messenger to someone’): π. (τινὰ) εἴς τι send (someone) to, into (X., Hell. 7, 4, 39; Jos., C. Ap. 1, 271 εἰς Ἱερος.) Mt 2:8; Lk 15:15; 16:27; Ac 10:5, 32 (without acc.); 15:22; IEph 6:1; GJs 16:2. W. the point of departure and the destination given ἀπὸ τῆς Μιλήτου εἰς Ἔφεσον Ac 20:17 (without acc.). W. indication of the pers. to whom someone is sent π. (τινὰ) πρός τινα send (someone) to someone (X., Cyr. 1, 5, 4; Demetr.: 722 Fgm. 1:13 Jac.; Diod S 20, 72, 1 π. τινὰ εἰς Συρακούσας πρὸς τ. ἀδελφόν; PHib 127 descr. 3 [III B.C.] π. τινὰ πρός τινα; Sb 6769, 5; 2 Esdr 5:17; En 10:2; TestJos 9:1; Manetho: 609 Fgm. 10 Jac. [in Jos., C. Ap. 1, 241]) Lk 7:19 (αὐτούς them is supplied by the immediate context); Ac 10:33 (without acc.); 15:25; 19:31 (without acc.); 23:30 (the acc. αὐτόν him is supplied by the context.—S. further below, where this pass. is cited again); Eph 6:22; Phil 2:25; Col 4:8; Tit 3:12; GJs 21:2 codd. In several of these places π. is used w. another verb that tells the purpose of the sending. This verb can be in the ptc.: ἔπεμψεν λέγων he sent to ask (cp. Gen 38:25; 2 Km 14:32; Jos., C. Ap. 1, 262) Lk 7:19; cp. vs. 6. Or the verb w. π. is in a finite mood and π. stands in the ptc. (Appian, Bell. Civ. 5, 9 §34 πέμψας ἀνεῖλε=he sent and had [her] put to death; 5, 118 §489 ἤρετο πέμπων=he sent and asked; Gen 27:42; Jos., Ant. 7, 149) πέμψαντες παρεκάλουν they sent and advised Ac 19:31; cp. πέμψας ἀπεκεφάλισεν he sent and had (John) beheaded Mt 14:10.—22:7. Differently πέμψας αὐτοὺς εἶπεν he sent them and said 2:8. W. indication of the one who is to receive someone, in the dat. π. τινά τινι send someone to someone 1 Cor 4:17; Phil 2:19.—ὁ Ἰω. πέμψας δύο τῶν μαθητῶν αὐτοῦ εἶπεν αὐτῷ=‘sent two of his disciples and had them say to him’ Mt 11:2 v.l. (cp. Appian, Bell. Civ. 1, 96 §449 πέμψας τινὰς ὁ Πομπήιος συνέλαβεν [Κάρβωνα]=Pompey sent certain men and had Carbo taken into custody). W. purpose indicated by the inf. (Just., D. 45, 4) Lk 15:15; 1 Cor 16:3; cp. also J 1:33; Rv 22:16. By subst. inf. w. εἰς 1 Th 3:2, 5. By εἰς (Appian, Mithrid. 108 §516 ἔπεμπεν τὰς θυγατέρας ἐς γάμους=in order to marry them [to Scythian princes]) εἰς αὐτὸ τοῦτο for this very purpose Eph 6:22; Col 4:8. εἰς ἐκδίκησιν κακοποιῶν 1 Pt 2:14. W. εἰς twice: εἰς θεοῦ τιμὴν εἰς Σμύρναν IEph 21:1. W. purpose indicated by ἵνα Lk 16:24.—Esp. of sending forth of God’s representatives (Aberciusins. 7; Philosoph. Max. 497, 8, the wise man is ἀποσταλείς, his πέμψας is God) Moses 1 Cl 17:5; Elijah Lk 4:26. The angel of repentance Hs 8, 11, 1. Above all the Father sends the Son (upon the earth) Ro 8:3; IMg 8:2. πέμψω τὸν υἱόν μου τὸν ἀγαπητόν Lk 20:13 (cp. Hdt. 1, 119, 2f ἦν οἱ παῖς εἷς μοῦνος … τοῦτον ἐκπέμπει … ἐς Ἀστυάγεος … Ἀστυάγης σφάξας αὐτόν). John’s gospel is dominated by the thought that Jesus is sent by God fr. heaven (s. Hdb. exc. on J 3:17) J 4:34; 5:23f, 30, 37; 6:38f, 44; 7:16, 28, 33; 8:16, 18, 26, 29; 9:4; 12:44f, 49; 13:20; 14:24; 15:21; 16:5. Jesus, or God in his name, will send the Paraclete or Holy Spirit J 14:26; 15:26 (ὸ̔ν ἐγὼ πέμψω ὑμῖν παρὰ τοῦ πατρός); 16:7. Sim. πέμπει αὐτοῖς ὁ θεὸς ἐνέργειαν πλάνης God sends them a deluding influence 2 Th 2:11.—The idea of moving from one place to another, which is inherent in ‘sending’, can retreat into the background, so that π. takes on the mng. instruct, commission, appoint: ὁ πέμψας με βαπτίζειν ἐν ὕδατι J 1:33. Cp. 7:18 and the pass. 1 Pt 2:14. Elsewh., too, π. takes on a particular mng. fr. the context: πέμψον ἡμᾶς εἰς τοὺς χοίρους eject us into the swine Mk 5:12. Of one under arrest: have him transported to his destination Ac 25:25, 27; cp. 23:30 (on these pass. s. TGagos/PSijpesteijn, BASP 33, ’96, 77–97).—Abs. οἱ πεμφθέντες those who were sent Lk 7:10.—In several of the places already mentioned (Ac 23:30; Eph 6:22; Phil 2:28; Col 4:8) ἔπεμψα is an epistolary aorist (Thu. 1, 129, 3; Chion, Ep. 15, 3 ἔπεμψα δὲ τὸ ἀντίγραφον; POxy 937, 21.—B-D-F §334; Rob. 845f).

② to dispatch someth. through an intermediary, send τινί τι someth. to someone Rv 11:10; Hv 2, 4, 3a; Hs 5, 2, 9; 5, 5, 3. The thing that is the object of the sending can remain unmentioned if it is easily supplied fr. the context πέμψον ταῖς ἑπτὰ ἐκκλησίαις, εἰς Ἔφεσον καὶ εἰς … send (the book) to the seven churches, to Ephesus and to … Rv 1:11. πέμψει Κλήμης εἰς τὰς ἔξω πόλεις Clement is to send (it=his copy or rescripts of it) to the cities abroad Hv 2, 4, 3b. ὥρισαν εἰς διακονίαν πέμψαι τοῖς ἀδελφοῖς they decided to send (someth.) to the brethren for their support Ac 11:29. εἰς τὴν χρείαν μοι ἐπέμψατε you have sent me (what was necessary) to satisfy my needs Phil 4:16 (cp. vv.ll. without the prep. εἰς and s. Ar. Milne p. 74 ln. 26: πέμπουσιν αὐτοῖ ἃ χρέαν ἔχουσιν). Fig. μερίσας … ἀπὸ τοῦ πνεύματος τοῦ Χριστοῦ ἔπεμψεν εἰς τοὺς προφήτας (God) sent a portion of Christ’s spirit into the prophets AcPlCor 2:10.—On π. τὸ δρέπανον Rv 14:15, 18 s. δρέπανον.—π. διά τινος could come fr. the OT (=שָׁלַח בְּיַד פּ׳ 1 Km 16:20; 2 Km 11:14; 3 Km 2:25) and could have given rise to the expr. πέμψας διὰ τῶν μαθητῶν εἶπεν αὐτῷ he sent word by his disciples and said to him Mt 11:2 ([Just., D. 53, 1]; yet a similar expr. is found in Appian, Mithrid. 108 §516 ἔπεμπεν διʼ εὐνούχων).—π. abs. means send, write a document, letter, etc. (Ps.-Callisth. 3, 18, 4; PGiss 13, 5 [II A.D.] Ἀρσινόη μοι ἔπεμψε περὶ τῶν δύο ταλάντων; 17, 8; 13; 27, 8 οὗ ἕνεκα πρὸς σὲ ἔπεμψα ἵνα ἐπιγνῶ; 81, 6; 14 πέμψον μοι οὖν περὶ τῆς σωτηρίας σου and oft. in pap) ἐσπούδασα κατὰ μικρὸν ὑμῖν πέμπειν I have taken pains to write to you briefly B 1:5.—DELG. M-M. EDNT.

Ελληνικά-Αγγλικά παλαιοχριστιανική Λογοτεχνία > πέμπω
17 give

1. transitive verb,
gave, given

1) (hand over, pass) geben; (transfer from one's authority, custody, or responsibility) überbringen; übergeben (to an + Akk.)

she gave him her bag to carry — sie gab ihm ihre Tasche zum Tragen

Give it to me! I'll do it — Gib her! Ich mache das

give me... — (on telephone) geben Sie mir...; verbinden Sie mich mit...

2) (as gift) schenken; (donate) spenden; geben; (bequeath) vermachen

give somebody something, give something to somebody — jemandem etwas schenken

the book was given [to] me by my son — das Buch hat mir mein Sohn geschenkt

I wouldn't have it if it was given [to] me — ich würde es nicht mal geschenkt nehmen; abs.

give towards something — zu etwas beisteuern

give blood — Blut spenden

give [a donation] to charity — für wohltätige Zwecke spenden

give and take — (fig.) Kompromisse eingehen; (in marriage etc.) geben und nehmen

3) (sell) verkaufen; geben; (pay) zahlen; geben (ugs.); (sacrifice) geben; opfern

give somebody something [in exchange] for something — jemandem etwas für etwas [im Tausch] geben

I would give anything or my right arm/a lot to be there — ich würde alles/viel darum geben, wenn ich dort sein könnte

4) (assign) aufgeben [Hausaufgaben, Strafarbeit usw.]; (sentence to) geben [10 Jahre Gefängnis usw.]

5) (grant, award) geben [Erlaubnis, Arbeitsplatz, Interview, Rabatt, Fähigkeit, Kraft]; verleihen [Preis, Titel, Orden usw.]

be given something — etwas bekommen

he was given the privilege/honour of doing it — ihm wurde das Vorrecht/die Ehre zuteil, es zu tun

give somebody to understand or believe that... — jemanden glauben lassen, dass...

6) (entrust somebody with) übertragen (to Dat.)

give somebody the power to do something — jemanden ermächtigen, etwas zu tun

7) (allow somebody to have) geben [Recht, Zeit, Arbeit]; überlassen [seinen Sitzplatz]; lassen [Wahl, Zeit]

they gave me [the use of] their car for the weekend — sie überließen mir ihr Auto übers Wochenende

I will give you a day to think it over — ich lasse dir einen Tag Bedenkzeit

give yourself time to think about it — lass dir Zeit, und denk darüber nach

give me London any day or time or every time — (fig. coll.) London ist mir zehnmal lieber

I['ll] give you/him etc. that — (fig. coll.): (grant) das gebe ich zu; zugegeben

you've got to give it to him — (fig. coll.) das muss man ihm lassen

it cost £5, give or take a few pence — es hat so um die fünf Pfund gekostet (ugs.)

given that — (because) da; (if) wenn

given the right tools — mit dem richtigen Werkzeug

given time, I'll do it — wenn ich Zeit habe, mache ich es

8) (offer to somebody) geben, reichen [Arm, Hand usw.]

please give me your attention — ich bitte um Ihre Aufmerksamkeit

give somebody in marriage — jemanden verheiraten

9) (cause somebody/something to have) geben; verleihen [Charme, Reiz, Gewicht, Nachdruck]; bereiten, machen [Freude, Mühe, Kummer]; bereiten, verursachen [Schmerz]; bieten [Abwechslung, Schutz]; leisten [Hilfe]; gewähren [Unterstützung]

I was given the guest room — man gab mir das Gästezimmer

give a clear picture — (Telev.) ein gutes Bild haben

give hope to somebody — jemandem Hoffnung machen

give somebody what for — (sl.) es jemandem geben (ugs.)

10) (convey in words, tell, communicate) angeben [Namen, Anschrift, Alter, Grund, Zahl]; nennen [Grund, Einzelheiten, Losungswort]; geben [Rat, Beispiel, Befehl, Anweisung, Antwort]; fällen [Urteil, Entscheidung]; sagen [Meinung]; bekannt geben [Nachricht, Ergebnis]; machen [Andeutung]; erteilen [Verweis, Rüge]; (present, set forth) [Wörterbuch, Brief:] enthalten; [Zeitung:] bringen [Bericht]

give details of something — Einzelheiten einer Sache (Gen.) darlegen

give something a mention — etwas erwähnen

give somebody the facts — jemanden mit den Fakten vertraut od. bekannt machen

she gave us the news — sie teilte es uns mit

give somebody a decision — jemandem eine Entscheidung mitteilen

give him my best wishes — richte ihm meine besten Wünsche aus

don't give me that! — (coll.) erzähl mir [doch] nichts! (ugs.)

11) given (specified) gegeben

12) (perform, read, sing, etc.) geben [Vorstellung, Konzert]; halten [Vortrag, Seminar]; vorlesen [Gedicht, Erzählung]; singen [Lied]; spielen [Schauspiel, Oper, Musikstück]

give us a song — sing mal was

13) ausbringen [Toast, Trinkspruch]; (as toast)

ladies and gentlemen, I give you the Queen — meine Damen, meine Herren, auf die Königin od. das Wohl der Königin

14) (produce) geben [Licht, Milch]; tragen [Früchte]; ergeben [Zahlen, Resultat]; erbringen [Ernte]

15) (cause to develop) machen

something gives me a headache — von etwas bekomme ich Kopfschmerzen

running gives me an appetite — Laufen macht mich hungrig

16) (make somebody undergo) geben; versetzen [Schlag, Stoß]; verabreichen (geh.), geben [Arznei]

give somebody a [friendly] look — jemandem einen [freundlichen] Blick zuwerfen

he gave her hand a squeeze — er drückte ihr die Hand

give as good as one gets — (coll.) es jemandem mit gleicher Münze heimzahlen

17) (execute, make, show) geben [Zeichen, Stoß, Tritt]; machen [Satz, Ruck]; ausstoßen [Schrei, Seufzer, Pfiff]

give a [little] smile — [schwach] lächeln

give something/somebody a look — sich (Dat.) etwas/jemanden ansehen

18) (devote, dedicate) widmen

be given to something/doing something — zu etwas neigen/etwas gern tun

give all one's got — (coll.) sein möglichstes tun

19) (be host at) geben [Party, Empfang, Essen usw.]

20)

give somebody/something two months/a year — jemandem/einer Sache zwei Monate/ein Jahr geben
2. intransitive verb,
gave, given

1) (yield, bend) nachgeben (auch fig.); [Knie:] weich werden; [Bett:] federn; (break down) zusammenbrechen; [Brücke:] einstürzen; (fig.) nachlassen

2) (lead)

give on to the street/garden — [Tür usw.:] auf die Straße hinausführen/in den Garten führen
3. noun
1) Nachgiebigkeit, die; (elasticity) Elastizität, die

have [no] give — [nicht] nachgeben

2)

give and take — (compromise) Kompromiss, der; (exchange of concessions) Geben und Nehmen, das

Phrasal Verbs:

- academic.ru/31217/give_away">give away

- give back

- give in

- give off

- give out

- give over

- give up

- give way

* * *

(to dismiss (someone) or to be dismissed (usually from a job): He got the boot for always being late.) rausgeschmissen werden

* * *

give

[gɪv]

I. TRANSITIVE VERB

<gave, given>

1. (in collocations) see birth 1, blood I. 1, call I. 1, chase I. 1, evidence I. 2, kiss² I. 1, look I. 1, smile I.

2. (hand over)

▪ to \give sb sth [or sth to sb] jdm etw geben

to \give sb a cold jdn mit seiner Erkältung anstecken

to \give a woman in marriage to sb eine Frau an jdn verheiraten

she gave him two sons sie schenkte ihm zwei Söhne

3. (administer)

▪ to \give sb sth medicine jdm etw geben

to \give sb a sedative jdm ein Beruhigungsmittel geben

4. (as present)

▪ to \give sb sth [or sth to sb] jdm etw schenken; (donate) jdm etw spenden

this book was given to me by my best friend dieses Buch hat mir meine beste Freundin geschenkt

please \give generously wir bitten um großzügige Spenden

to \give sb a present jdm etwas schenken

to \give sb sth as a present jdm etw schenken

5. (offer)

▪ to \give sb sth jdm etw geben

to \give sb an excuse for sth/for doing [or to do] sth jdm als Entschuldigung für etw akk dienen

to \give sb food jdm zu essen geben

to \give sb one's seat jdm seinen Platz anbieten

to \give sb something to eat/drink jdm etwas zu essen/trinken anbieten

they gave us pork for dinner zum Abendessen servierten sie Schweinefleisch

\given the choice wenn ich die Wahl hätte; see also example 1, strength 12, support II. 2, 4

6. (entrust)

to \give one's baby/sth into sb's care jdm sein Baby/etw anvertrauen

to \give sb the power to do sth jdn dazu bevollmächtigen, etw zu tun

7. (sacrifice)

I'd \give anything [or the world] [or my right arm] to be... ich würde alles dafür geben [o tun],... zu sein

8. (sell, pay)

to \give sb sth for £20 jdm etw für 20 Pfund verkaufen

to \give sb £20 for sth jdm für etw akk 20 Pfund zahlen

how much did you \give for that? wie viel hast du dafür gezahlt?

I'll \give you the camera for £100 für 100 Pfund gehört die Kamera dir!

9. (cause)

▪ to \give sb sth etw bei jdm hervorrufen

sth \gives sb a headache jd bekommt von etw dat Kopfschmerzen; ( fig) etw bereitet jdm Kopfschmerzen

to \give sb/sth a bad name jdn/etw in Verruf bringen

to \give sb to understand that... jdm zu verstehen geben, dass...

the fresh air has \given us an appetite die frische Luft hat uns Appetit gemacht

that will \give you something to think about! darüber kannst du ja mal nachdenken!

what gave you that idea? wie kommst du denn auf die Idee?; see also joy 1, pleasure 1, pain I. 1, 2, trouble I. 4

10. (grant)

▪ to \give sb sth jdm etw geben

to \give sb his/her due jdm Ehre erweisen

\give the devil his due Ehre, wem Ehre gebührt

to \give sb encouragement jdn ermutigen

to \give sb permission [to do sth] jdm die Erlaubnis erteilen[, etw zu tun]

11. (impart)

to \give one's age/name sein Alter/seinen Namen angeben

to \give a decision court ein Urteil fällen

to \give sb the news of sth jdm etw mitteilen

can you \give me any details? können Sie mir irgendwelche Einzelheiten nennen?

she wouldn't \give me her opinion sie wollte mir nicht sagen, was sie denkt

he couldn't \give me a reason why... er konnte mir auch nicht sagen, warum...

\give him my thanks richten Sie ihm meinen Dank aus

\give her my regards [or my best wishes] grüß' sie schön von mir!; see also advice 1, answer I. 1, information I. 1, notice II. 4, warning 2

12. (assign)

to be given full sentence/life imprisonment die Höchststrafe/lebenslang bekommen

the teacher gave us no exercises today der Lehrer hat uns heute nichts aufgegeben

13. usu imper (connect with)

\give me the police/sales department/Mr Smith verbinden Sie mich bitte mit der Polizei/der Verkaufsabteilung/Mr. Smith

14. (allow)

▪ to \give sb sth time jdm etw geben

just \give me two more days geben Sie mir noch zwei Tage extra

I'll \give you a day to think it over ich lasse dir einen Tag Bedenkzeit

\give yourself time to get over it lass' dir Zeit, um darüber hinwegzukommen

\give or take mehr oder weniger

he came at six o'clock, \give or take a few minutes er kam so gegen sechs

15. (predict)

to \give sb/sth three months/five years marriage, relationship jdm/etw drei Monate/fünf Jahre geben

16. (present)

to \give a concert ein Konzert geben

to \give a speech/lecture eine Rede/einen Vortrag halten

\give us a song, John sing uns was vor John!

17. (host)

to \give a party/reception eine Party/einen Empfang geben

18. (utter, emit)

to \give a bark bellen

to \give a cry/groan aufschreien/-stöhnen

to \give a noise ein Geräusch von sich dat geben; see also laugh I. 1, sigh I.

19. (like best)

\give me PONS every time [or any day] es geht doch nichts über PONS!

20. (value)

to not \give much [or anything] for sth nicht viel auf etw akk geben fam

21. (devote)

to \give one's life to sth etw dat sein Leben widmen

22. ( fam: punish)

I'll \give you what for, young lady, coming home at 2 o'clock in the morning! ich geb' dir gleich was, junge Dame — um zwei Uhr morgens nach Hause zu kommen!

23. (produce)

▪ to \give sth result, number etw ergeben

to \give milk/light Milch/Licht geben

to \give warmth Wärme spenden

24. (do)

to \give sb's hand a squeeze jdm die Hand drücken

to \give sb a [dirty/friendly] look jdm einen vernichtenden/freundlichen Blick zuwerfen

to \give a shrug mit den Schultern [o Achseln] zucken

25. (admit/grant)

she's quite brave, I'll \give you that das gestehe ich dir zu — Mut hat sie

I'll \give you that das muss man dir lassen

26. ( form: prone to)

▪ to be \given to sth zu etw dat neigen

27. (toast)

to \give a toast to sb auf jdn einen Tost ausbringen

I \give you the president auf den Präsidenten!; (as speaker) das Wort hat der Präsident

28.

▶ \give me a break! jetzt mach aber mal halblang! fam; (stop) jetzt hör' aber auf! fam; (don't believe) das glaubst du doch selbst nicht! fam

▶ I don't \give a damn ( fam) [or (fam!) a shit] [or ( vulg) a fuck] das ist mir scheißegal! derb

▶ to \give a dog a bad name BRIT ( saying) alte Geschichten [wieder] aufwärmen

▶ don't \give me that! komm mir doch nicht damit! fam

▶ you just have to \give it a go du musst es einfach versuchen! fam

II. INTRANSITIVE VERB

<gave, -n>

1. (donate)

▪ to \give to sth charity für etw akk spenden

to \give of one's best sein Bestes geben

to \give of one's money/time sein Geld/seine Zeit opfern

to \give generously großzügig spenden

to \give and take [gegenseitige] Kompromisse machen

2. (bend, yield) rope reißen; bed federn; knees weich werden

▪ to \give [under [or with] sth] weight [unter etw dat] nachgeben

3. (collapse) bridge einstürzen; seam platzen

you can't work so hard all the time, something's bound to \give du kannst nicht die ganze Zeit so hart arbeiten, sonst wird das irgendwann mal ganz böse ausgehen! sl

4. (be at an end)

▪ sth \gives patience mit etw dat ist es vorbei; nerves, voice etw versagt

5. ( fam: what's happening)

what \gives? was gibt's Neues?

what \gives here? was ist hier so los? fam

6. (tell)

\give! erzähl' schon! fam

7.

▶ it is better [or more blessed] to \give than to receive ( prov) Geben ist seliger denn Nehmen prov

▶ to \give as good as one gets Gleiches mit Gleichem vergelten

III. NOUN

no pl Nachgiebigkeit f; (elasticity) Elastizität f; of bed Federung f

to [not] have much \give [nicht] sehr nachgeben; (elastic) [nicht] sehr elastisch sein

* * *
[gɪv] vb: pret gave, ptp given
1. TRANSITIVE VERB
When give is part of a set combination, eg. give evidence, give chase, look up the other word.
1) geben

to give sb sth or sth to sb — jdm etw geben

they gave us food and drink — sie gaben uns zu essen und zu trinken

the teacher gave us three exercises — der Lehrer hat uns drei Übungen gegeben or (as homework)

we were given three exercises she was given a sedative — wir haben drei Übungen bekommen or (as homework) aufbekommen man hat ihr or ihr wurde ein Beruhigungsmittel gegeben

they gave us roast beef for lunch — sie servierten uns Roastbeef zum (Mittag)essen

I'd give a lot/the world/anything to know... —

what wouldn't I give to be like you — was würde ich nicht darum geben, so wie du zu sein

to give sb one's cold (inf) — jdn mit seiner Erkältung anstecken

to give as good as one gets — sich kräftig wehren

he gave everything he had (fig) — er holte das Letzte aus sich heraus

what will you give me for it? — was gibst du mir dafür?

how much did you give for it? — wie viel hast du dafür bezahlt?

11 o'clock, give or take a few minutes — so gegen 11 Uhr

six foot, give or take a few inches — ungefähr sechs Fuß

2) as present schenken; (= donate) spenden, geben

to give sb sth or sth to sb — jdm etw schenken

it was given to me by my uncle, I was given it by my uncle — ich habe es von meinem Onkel bekommen or geschenkt bekommen

he gave me a book as a present — er schenkte mir ein Buch, er machte mir ein Buch zum Geschenk

3) with abstract nouns trouble machen; one's love, attention schenken; hospitality gewähren

he gave the impression he didn't care — er machte den Eindruck, als ob es ihm egal wäre

to give sb help — jdm helfen or Hilfe leisten

to give sb support —

(God) give me strength to do it — Gott gebe mir die Kraft, es zu tun!

give me strength/patience! — großer Gott! (inf)

to be given a choice — die Wahl haben

to give sb a look/smile — jdn ansehen/anlächeln

to give sb a blow — jdn schlagen, jdm einen Schlag versetzen

to give sb a push/kick — jdm einen Stoß/Tritt geben, jdn stoßen/treten

to give sb's hand a squeeze — jdm die Hand drücken

to give one's hair a brush/wash — sich (dat) die Haare bürsten/waschen

this incident gave him the basic plot of the story — durch dieses Ereignis bekam er die Grundidee für die Handlung der Geschichte

who gave you that idea? — wer hat dich denn auf die Idee gebracht?

what gives you that idea? — wie kommst du denn auf die Idee?

that will give you something to think about — da hast du etwas, worüber du nachdenken kannst

I'll give you something to cry about — ich werde schon zusehen, dass du weißt, warum du weinst

give me Shakespeare/Spain (every time)! (inf) —

give me Renoir and Rembrandt, not these surrealist artists — mir sind Renoir und Rembrandt viel lieber als diese Surrealisten

I'm not going to give way on this — ich werde in dieser Sache nicht nachgeben

to give way to pressure — unter Druck nachgeben

don't give way to despair — überlass dich nicht der Verzweiflung

she gave way to tears — sie ließ den Tränen freien Lauf

to give way to sth — von etw abgelöst werden

tears gave way to smiles — die Tränen machten einem Lächeln Platz

radio has almost given way to television — das Radio ist vom Fernsehen fast verdrängt worden on road

give way to oncoming traffic — der Gegenverkehr hat Vorfahrt

who has to give way here? — wer hat hier Vorfahrt?

I was expecting him to give way — ich nahm an, er würde mir die Vorfahrt lassen

"give way" — "Vorfahrt (gewähren)"

4) = cause, cause to feel pleasure, joy machen, bereiten; pain bereiten

to give sb pain — jdm wehtun (also fig), jdm Schmerzen bereiten

it gives me great pleasure to... — es ist mir eine große Freude...

to give sb a shock — jdm einen Schock versetzen __diams; to give sb to understand that...

I was given to understand/believe that... — mir wurde zu verstehen gegeben, dass...

5) = punish with erteilen

he gave the child a smack — er gab dem Kind einen Klaps

or sentences (US) — er gab ihr 100 Zeilen als Strafarbeit auf

to give sb five years — jdn zu fünf Jahren verurteilen, jdm fünf Jahre aufbrummen

he was given a thrashing/five years — er hat eine Tracht Prügel/fünf Jahre bekommen

6)

= utter to give a cry/groan/laugh/sigh — aufschreien/-stöhnen/-lachen/-seufzen

7) = yield, produce milk, warmth, light etc geben; results (er)bringen; answer liefern

our satellite dish gives a very good picture — unsere Parabolantenne gibt ein sehr gutes Bild

8) = allow time geben

they gave me a week to do it — sie gaben or ließen mir eine Woche Zeit, um es zu machen

give yourself time to recover — lassen Sie sich Zeit, um sich zu erholen

give yourself half an hour — rechnen Sie mit einer halben Stunde

I always give myself an extra hour in bed — ich genehmige mir eine Extrastunde im Bett

how long do you give that marriage? (inf) — wie lange gibst du dieser Ehe? (inf)

it's an improvement, I'll give you that — es ist eine Verbesserung, das gestehe ich (dir) ein

he's a good worker, I'll give him that — eines muss man ihm lassen, er arbeitet gut

9) = report, tell information, details, description, answer, advice geben; one's name, particulars angeben; suggestion machen; (= let sb know by letter, phone etc) decision, opinion, results mitteilen

the court hasn't given a decision yet — das Gericht hat noch kein Urteil gefällt

he wouldn't give me his decision/opinion — er wollte mir seine Entscheidung/Meinung nicht sagen

they interrupted the film to give the football results — sie unterbrachen den Film, um die Fußballergebnisse zu bringen

give him my regards — bestellen Sie ihm (schöne) Grüße, richten Sie ihm (schöne) Grüße von mir aus

give her my thanks — richten Sie ihr meinen Dank aus

to give no/the right answer — nicht/richtig antworten

to give sb a warning — jdn warnen

his letter gave us the latest news —

she was given the news by John — John hat ihr das mitgeteilt

he forgot to give us the date — er hat vergessen, uns das Datum anzugeben or (verbally also) zu sagen or (by letter, phone etc also) mitzuteilen

who gave you that information? — wer hat Ihnen das gesagt or die Auskunft gegeben or erteilt?

10) = hold, perform party, dinner, play geben; speech halten; song singen; toast ausbringen (to sb auf jdn)

give us a song —

I give you Mary (as toast) (as speaker) — auf Mary!, auf Marys Wohl! ich gebe Mary das Wort

11)

= do the child gave a little jump of excitement — das Kind machte vor Aufregung einen kleinen Luftsprung

he gave a shrug of his shoulders — er zuckte mit den Schultern

12) = devote widmen (
to +dat)
he has given himself entirely to medicine —

he gave himself/his life to God — er weihte sich/sein Leben Gott

2. INTRANSITIVE VERB

1) = give way lit, fig = collapse, yield nachgeben; (strength, health, nerve, voice) versagen; (= break, rope, cable) reißen; (cold weather) nachlassen

when you're under as much strain as that, something is bound to give (inf) — wenn man unter so viel Druck steht, muss es ja irgendwo aushaken (inf)

2) = bend, be flexible nachgeben; (bed) federn; (dress) sich dehnen or weiten

3) = give money etc geben, spenden

it is more blessed to give than to receive (Bibl) — Geben ist seliger denn Nehmen

you have to be prepared to give and take (fig) — man muss zu Kompromissen bereit sein, man muss auch mal zurückstecken können

4)

= be the matter esp US inf what gives? — was gibts? (inf), was ist los? (inf)

what gives with him? — was ist los mit ihm? (inf)

what gives in this town? — was ist hier (in der Stadt) los? (inf)

5)

= tell US inf OK, now give! — also, raus mit der Sprache! (inf)

3. NOUN
Nachgiebigkeit f, Elastizität f; (of floor, bed, chair) Federung f
this elastic hasn't got much give left — dieses Gummiband ist nicht mehr sehr elastisch

it has a lot of give — es gibt sehr stark nach

4. PHRASAL VERBS

* * *

give [ɡıv]

A s

1. Elastizität f, (des Bodens etc) Federung f:

there is too much give in the rope das Seil ist zu locker (gespannt)

2. fig

a) Elastizität f, Flexibilität f

b) Nachgiebigkeit f:

there is no give in him er gibt nie nach

B v/t prät gave [ɡeıv], pperf given [ˈɡıvn]

1. a) geben:

give sb the name of William jemandem den Namen William geben;

give or take plus/minus;

he has given me his cold er hat mich mit seiner Erkältung angesteckt

b) schenken:

he gave his son a watch;

she gave him a daughter

c) Blut etc spenden

2. geben, reichen:

give sb one’s hand jemandem die Hand geben

3. einen Brief etc (über)geben

4. (als Gegenwert) geben, (be)zahlen:

how much did you give for that coat?;

give as good as one gets ( oder takes) mit gleicher Münze zurückzahlen

5. eine Auskunft, einen Rat etc geben, erteilen:

give a description eine Beschreibung geben (of gen oder von)

6. sein Wort geben

7. widmen:

give one’s attention (energies) to sth einer Sache seine Aufmerksamkeit (Kraft) widmen

8. sein Leben hingeben, opfern ( beide:

for für)

9. ein Recht, einen Titel, ein Amt etc verleihen, geben, übertragen:

give sb a part in a play jemandem eine Rolle in einem Stück geben

10. geben, gewähren, zugestehen:

give sb a favo(u)r jemandem eine Gunst gewähren;

just give me 24 hours geben Sie mir (nur) 24 Stunden (Zeit);

give sb until …

a) jemandem bis … Zeit geben oder lassen ( to do zu tun),

b) jemandem bis … Bedenkzeit geben;

I give you that point in diesem Punkt gebe ich Ihnen recht;

give me the good old times! da lobe ich mir die gute alte Zeit!;

give me Mozart any time Mozart geht mir über alles;

it was not given to him to do it es war ihm nicht gegeben oder vergönnt, es zu tun

11. einen Befehl, Auftrag etc geben, erteilen

12. Hilfe gewähren, leisten, Schutz bieten

13. einen Preis zuerkennen, zusprechen

14. eine Arznei (ein)geben, verabreichen

15. jemandem ein Zimmer etc geben, zuteilen, zuweisen

16. Grüße etc übermitteln:

give him my love bestelle ihm herzliche Grüße von mir

17. übergeben, einliefern:

give sb into custody jemanden der Polizei übergeben, jemanden verhaften lassen

18. jemandem einen Schlag etc geben, versetzen

19. jemandem einen Blick zuwerfen

20. a) von sich geben, äußern: → cry A 1, laugh A 1, shout C 1, sign A 6, smile C 1, start A 6

b) eine Erklärung etc abgeben

c) eine Rede etc halten

21. (an)geben, mitteilen, seine Telefonnummer etc angeben:

give a reason einen Grund angeben;

don’t give me that! das glaubst du doch selbst nicht!;

this clock gives the right time diese Uhr zeigt die richtige Zeit an; → name Bes Redew

22. ein Lied etc zum Besten geben, vortragen

23. ein Konzert etc geben, veranstalten:

give a dinner ein Essen geben;

give a play ein (Theater)Stück geben oder aufführen

24. bereiten, verursachen:

give pain Schmerzen bereiten, wehtun;

give sb many problems jemandem viele Probleme aufgeben; → pain A 1, A 2, pleasure A 1

25. (er)geben:

give no result ohne Ergebnis bleiben

26. geben, hervorbringen:

cows give milk Kühe geben Milch;

the lamp gives a good light die Lampe gibt gutes Licht

27. einen Trinkspruch ausbringen auf (akk):

I give you the ladies ich trinke auf das Wohl der Damen

28. geben, zuschreiben:

I give him 50 years ich schätze ihn auf 50 Jahre

29. jemandem zu tun, zu trinken etc geben:

she gave me her bag to carry;

I was given to understand that … man gab mir zu verstehen, dass …

30. (in Redewendungen meist) geben:

give attention achtgeben (to auf akk);

give it to him! umg gibs ihm!;

give sb what for umg es jemandem geben oder besorgen; (siehe die Verbindungen mit den entsprechenden Substantiven)

C v/i

1. geben, spenden (to dat):

give generously;

give and take geben und nehmen, einander entgegenkommen, kompromissbereit sein

2. nachgeben (auch Preise):

give under great pressure;

the foundations are giving das Fundament senkt sich;

the chair gives comfortably der Stuhl federt angenehm;

his knees gave under him seine Knie versagten

3. what gives? sl was gibts?;

what gives with him? sl was ist los mit ihm?

4. nachlassen, schwächer werden

5. versagen (Nerven etc)

6. a) nachgeben, (Boden etc) federn

b) sich dehnen (Kleidungsstück)

7. sich anpassen (to dat oder an akk)

8. a) führen ( into in akk; on[to] auf akk, nach) (Straße etc)

b) gehen (on[to] nach) (Fenster etc)

9. US umg

a) sprechen:

come on, give! los, raus mit der Sprache!

b) aus sich herausgehen

* * *
1. transitive verb,
gave, given

1) (hand over, pass) geben; (transfer from one's authority, custody, or responsibility) überbringen; übergeben (to an + Akk.)

she gave him her bag to carry — sie gab ihm ihre Tasche zum Tragen

Give it to me! I'll do it — Gib her! Ich mache das

give me... — (on telephone) geben Sie mir...; verbinden Sie mich mit...

2) (as gift) schenken; (donate) spenden; geben; (bequeath) vermachen

give somebody something, give something to somebody — jemandem etwas schenken

the book was given [to] me by my son — das Buch hat mir mein Sohn geschenkt

I wouldn't have it if it was given [to] me — ich würde es nicht mal geschenkt nehmen; abs.

give towards something — zu etwas beisteuern

give blood — Blut spenden

give [a donation] to charity — für wohltätige Zwecke spenden

give and take — (fig.) Kompromisse eingehen; (in marriage etc.) geben und nehmen

3) (sell) verkaufen; geben; (pay) zahlen; geben (ugs.); (sacrifice) geben; opfern

give somebody something [in exchange] for something — jemandem etwas für etwas [im Tausch] geben

I would give anything or my right arm/a lot to be there — ich würde alles/viel darum geben, wenn ich dort sein könnte

4) (assign) aufgeben [Hausaufgaben, Strafarbeit usw.]; (sentence to) geben [10 Jahre Gefängnis usw.]

5) (grant, award) geben [Erlaubnis, Arbeitsplatz, Interview, Rabatt, Fähigkeit, Kraft]; verleihen [Preis, Titel, Orden usw.]

be given something — etwas bekommen

he was given the privilege/honour of doing it — ihm wurde das Vorrecht/die Ehre zuteil, es zu tun

give somebody to understand or believe that... — jemanden glauben lassen, dass...

6) (entrust somebody with) übertragen (to Dat.)

give somebody the power to do something — jemanden ermächtigen, etwas zu tun

7) (allow somebody to have) geben [Recht, Zeit, Arbeit]; überlassen [seinen Sitzplatz]; lassen [Wahl, Zeit]

they gave me [the use of] their car for the weekend — sie überließen mir ihr Auto übers Wochenende

I will give you a day to think it over — ich lasse dir einen Tag Bedenkzeit

give yourself time to think about it — lass dir Zeit, und denk darüber nach

give me London any day or time or every time — (fig. coll.) London ist mir zehnmal lieber

I['ll] give you/him etc. that — (fig. coll.): (grant) das gebe ich zu; zugegeben

you've got to give it to him — (fig. coll.) das muss man ihm lassen

it cost £5, give or take a few pence — es hat so um die fünf Pfund gekostet (ugs.)

given that — (because) da; (if) wenn

given the right tools — mit dem richtigen Werkzeug

given time, I'll do it — wenn ich Zeit habe, mache ich es

8) (offer to somebody) geben, reichen [Arm, Hand usw.]

please give me your attention — ich bitte um Ihre Aufmerksamkeit

give somebody in marriage — jemanden verheiraten

9) (cause somebody/something to have) geben; verleihen [Charme, Reiz, Gewicht, Nachdruck]; bereiten, machen [Freude, Mühe, Kummer]; bereiten, verursachen [Schmerz]; bieten [Abwechslung, Schutz]; leisten [Hilfe]; gewähren [Unterstützung]

I was given the guest room — man gab mir das Gästezimmer

give a clear picture — (Telev.) ein gutes Bild haben

give hope to somebody — jemandem Hoffnung machen

give somebody what for — (sl.) es jemandem geben (ugs.)

10) (convey in words, tell, communicate) angeben [Namen, Anschrift, Alter, Grund, Zahl]; nennen [Grund, Einzelheiten, Losungswort]; geben [Rat, Beispiel, Befehl, Anweisung, Antwort]; fällen [Urteil, Entscheidung]; sagen [Meinung]; bekannt geben [Nachricht, Ergebnis]; machen [Andeutung]; erteilen [Verweis, Rüge]; (present, set forth) [Wörterbuch, Brief:] enthalten; [Zeitung:] bringen [Bericht]

give details of something — Einzelheiten einer Sache (Gen.) darlegen

give something a mention — etwas erwähnen

give somebody the facts — jemanden mit den Fakten vertraut od. bekannt machen

she gave us the news — sie teilte es uns mit

give somebody a decision — jemandem eine Entscheidung mitteilen

give him my best wishes — richte ihm meine besten Wünsche aus

don't give me that! — (coll.) erzähl mir [doch] nichts! (ugs.)

11) given (specified) gegeben

12) (perform, read, sing, etc.) geben [Vorstellung, Konzert]; halten [Vortrag, Seminar]; vorlesen [Gedicht, Erzählung]; singen [Lied]; spielen [Schauspiel, Oper, Musikstück]

give us a song — sing mal was

13) ausbringen [Toast, Trinkspruch]; (as toast)

ladies and gentlemen, I give you the Queen — meine Damen, meine Herren, auf die Königin od. das Wohl der Königin

14) (produce) geben [Licht, Milch]; tragen [Früchte]; ergeben [Zahlen, Resultat]; erbringen [Ernte]

15) (cause to develop) machen

something gives me a headache — von etwas bekomme ich Kopfschmerzen

running gives me an appetite — Laufen macht mich hungrig

16) (make somebody undergo) geben; versetzen [Schlag, Stoß]; verabreichen (geh.), geben [Arznei]

give somebody a [friendly] look — jemandem einen [freundlichen] Blick zuwerfen

he gave her hand a squeeze — er drückte ihr die Hand

give as good as one gets — (coll.) es jemandem mit gleicher Münze heimzahlen

17) (execute, make, show) geben [Zeichen, Stoß, Tritt]; machen [Satz, Ruck]; ausstoßen [Schrei, Seufzer, Pfiff]

give a [little] smile — [schwach] lächeln

give something/somebody a look — sich (Dat.) etwas/jemanden ansehen

18) (devote, dedicate) widmen

be given to something/doing something — zu etwas neigen/etwas gern tun

give all one's got — (coll.) sein möglichstes tun

19) (be host at) geben [Party, Empfang, Essen usw.]

20)

give somebody/something two months/a year — jemandem/einer Sache zwei Monate/ein Jahr geben
2. intransitive verb,
gave, given

1) (yield, bend) nachgeben (auch fig.); [Knie:] weich werden; [Bett:] federn; (break down) zusammenbrechen; [Brücke:] einstürzen; (fig.) nachlassen

2) (lead)

give on to the street/garden — [Tür usw.:] auf die Straße hinausführen/in den Garten führen
3. noun
1) Nachgiebigkeit, die; (elasticity) Elastizität, die

have [no] give — [nicht] nachgeben

2)

give and take — (compromise) Kompromiss, der; (exchange of concessions) Geben und Nehmen, das

Phrasal Verbs:

- give away

- give back

- give in

- give off

- give out

- give over

- give up

- give way

* * *

(a lecture, etc.) v.

abhalten (Lehrstunde, Vorlesung) v. v.

(§ p.,p.p.: gave, given)

= bereiten v.

eingeben v.

geben v.

(§ p.,pp.: gab, gegeben)

hingeben v.

verursachen v.

widmen v.

English-german dictionary > give
18 арестовывать

1) General subject: apprehend, arrest, attach, bone, bust, lag, nab, nobble, take in charge, detain, arrest for (кого-л. за что-л.)

2) Colloquial: nip, pull in

3) American: flag

4) Military: place in arrest

5) Law: bring in custody, bring up, lock-up, put under arrest, take, take up

6) Economy: confiscate

7) Australian slang: knock off, lumber, pinch

8) Politics: (up) round

9) Jargon: sidetrack, slough up, give a tug, Yank, bag (кого-либо), hook, put sleeve on (someone), put the snatch on (someone or something), roust, run in, snatch, tag

10) Business: bring in, detain in custody, take into custody

11) leg.N.P. apprehend (speaking of persons, in criminal cases), arrest (speaking of persons, especially in cases which are not criminal, or of ships, in admiralty cases), attach (speaking of property, especially in cases of mesne process), seize (speaking of property, especially in cases of execution of the judgment)

Универсальный русско-английский словарь > арестовывать
19 give

{giv}
I. 1. v (gave, given) давам (something to someone, someone something някому нещо)
a book was GIVEn to me, I wasGIVEn a book дадоха ми/дадена ми бе една книга
2. подарявам, давам, оставям, завещавам
it was GIVE n to me пoдaрък ми e, подариха ми го
3. Предавам (съобщение, поздрави и пр.)
4. давам, плащам
5. давам, посвещавам, отдавам
to GIVE one's life for давам/жертвувам живота си за
to GIVE one's life to посвещавам живота си на
6. определям, налагам (наказание), осъждам на, наказвам с, юр. издавам (решение), отсъждам
they gave him six months hard labour осъдиха го на шест месеца каторжна работа
7. със същ., изразяващи действие, се превежда със съответен бълг. гл.
to GIVE one's hat a brush изчетквам си шапката
to GIVE a shrug of the shoulders свивам рамене
to GIVE a sigh/groan въздъхвам, изпъшквам
to GIVE three cheers викам три пъти ура
8. давам, излъчвам, изпускам (светлина, топлина и пр.)
to GIVE a report изгърмявам
9. показвам, отбелязвам, бележа, соча, давам
further analysis GIVEs по-задълбоченият анализ показва/сочи
10. изнасям, давам, устройвам, уреждам, изпълнявам (концерт, пиеса и пр.)
11. предлагам/вдигам наздравица за, пия за здравето и пр. на
I GIVE you our host (предлагам) да пием за (здравето на) домакина
12. създавам, причинявам (болка, неприятности и пр.), доставям, правя (удоволствие и пр.)
13. давам, нося, донасям (доход и пр.), раждам (за дърво и пр.)
this field GIVEs a good crop of barley тази нива ражда добра реколта от ечемик
14. давам, предавам, описвам, обрисувам
15. отстъпвам, съгласявам се с
I GIVE you that point in the argument тук си прав, по тази точка в спора се съгласявам с тебе
16. поддавам, огъвам се, хлътвам, еластичен съм
счупвам се (и с way), отпускам се, отхлабвам се, разхлабвам се
my knees gave (way) beneath me коленете ми се огънаха, краката ми се подкосиха
17. to GIVE way вж. way
18. започвам да се топя, омеквам (за време)
to GIVE as good as one gets, to GIVE tit for tat прен. не оставам длъжен
to GIVE it someone (hot) наругавам/накастрям някого
GIVE it them! дай им да се разберат! I was GIVEn to understand that увериха ме, че
to GIVE someone what for прен. разг. нареждам някого, давам някому да се разбере
to GIVE to the public/the world публикувам, издавам, правя обществено достояние
GIVE you joy! бъди/бъдете щастлив/щастливи! it is not GIVEn to all to не всеки може, не всекиму е дадено да
she's thirty, GIVE or take a year or two тя е около трийсетгодишна
give away подарявам
раздавам (something to someone), предавам (булка) на младоженец (като част от, сватбения обред), отказвам се от, жертвувам, разг. издавам (съзнателно или не)
to GIVE the show/game away разг. издавам тайна, изплювам камъчето
give back връщам, възстановявам, отразявам (ехо, образ), оттеглям се, отстъпвам
give forth излъчвам, (из) пускам (светлина, арoмат и пр.), хим. освобождавам, пускам (издънки и пр.), издавам (звук), съобщавам, разгласявам
give in (пре) давам, връчвам (пакет, писмо и пр.), съобщавам (името си, за да бъда представен, записан), отстъпвам
предавам се, оставям се, отдавам се (to)
to GIVE in to someone ам. отстъпвам някому, изпълнявам нечие желание
GIVEn in търг. като добавка
give off give forth
give on водя, гледам към (за врата и прозорец)
give out раздавам, разпределям, издавам, излъчвам (звук, топлина и пр.), съобщавам, оповестявам
refl представям се (as за)
aм. давам (интервю), свършвам се, привършвам, изчерпвам се, към края съм
his heart/luck gave out сърцето/щастието му изневери
give over предавам, оставям (something to someone)
спирам, преставам (с ger), отказвам се (от), изоставям
to GIVE over trying преставам да се мъча
GIVE over crying престани да плачещ, стига си плакал
reft отдавам се, жертва съм (to на) (u pass)
give up отстъпвам, предавам (се), отказвам (се), жертвувам, отказвам се от, (из) оставям, зарязвам
to GIVE up smoking отказвам се от пушенето
I GIVE her uр отказвам се от нея, вдигам ръце от нея
the doctors have GIVEn him up лекарите ca го отписали
I had GIVEn you up не те очаквах вече, бях изгубил вече надежда, че ще дойдеш
to GIVE up (all) hope отчайвам се, оставям всякаква надежда
to GIVE up for lost смятам за загубен, предавам (на полицията и пр.), издавам (имена на съучастници и пр.)
refl отдавам се, предавам се, задълбочавам се
посвещавам се (to в, на)
give uрon give on
II. n еластичност, гъвкавост (и прен.)

* * *

{giv} v (gave {geiv}; given {'givn}) l. давам (s. th. to s.o

* * *

оставям; отдавам; придавам; предавам; предоставям; давам; завещавам; налагам;

* * *
1. 1 to give way вж. way 2. 1 давам, нося, донасям (доход и пр.), раждам (за дърво и пр.) 3. 1 давам, предавам, описвам, обрисувам 4. 1 започвам да се топя, омеквам (за време) 5. 1 отстъпвам, съгласявам се с 6. 1 поддавам, огъвам се, хлътвам, еластичен съм 7. 1 предлагам/вдигам наздравица за, пия за здравето и пр. на 8. 1 създавам, причинявам (болка, неприятности и пр.), доставям, правя (удоволствие и пр.) 9. a book was given to me, i wasgiven a book дадоха ми/дадена ми бе една книга 10. aм. давам (интервю), свършвам се, привършвам, изчерпвам се, към края съм 11. further analysis gives по-задълбоченият анализ показва/сочи 12. give away подарявам 13. give back връщам, възстановявам, отразявам (ехо, образ), оттеглям се, отстъпвам 14. give forth излъчвам, (из) пускам (светлина, арoмат и пр.), хим. освобождавам, пускам (издънки и пр.), издавам (звук), съобщавам, разгласявам 15. give in (пре) давам, връчвам (пакет, писмо и пр.), съобщавам (името си, за да бъда представен, записан), отстъпвам 16. give it them! дай им да се разберат! i was given to understand that увериха ме, че 17. give off give forth 18. give on водя, гледам към (за врата и прозорец) 19. give out раздавам, разпределям, издавам, излъчвам (звук, топлина и пр.), съобщавам, оповестявам 20. give over crying престани да плачещ, стига си плакал 21. give over предавам, оставям (something to someone) 22. give up отстъпвам, предавам (се), отказвам (се), жертвувам, отказвам се от, (из) оставям, зарязвам 23. give uрon give on 24. give you joy! бъди/бъдете щастлив/щастливи! it is not given to all to не всеки може, не всекиму е дадено да 25. given in търг. като добавка 26. his heart/luck gave out сърцето/щастието му изневери 27. i give her uр отказвам се от нея, вдигам ръце от нея 28. i give you our host (предлагам) да пием за (здравето на) домакина 29. i give you that point in the argument тук си прав, по тази точка в спора се съгласявам с тебе 30. i had given you up не те очаквах вече, бях изгубил вече надежда, че ще дойдеш 31. i. v (gave, given) давам (something to someone, someone something някому нещо) 32. ii. n еластичност, гъвкавост (и прен.) 33. it was give n to me пoдaрък ми e, подариха ми го 34. my knees gave (way) beneath me коленете ми се огънаха, краката ми се подкосиха 35. refl отдавам се, предавам се, задълбочавам се 36. refl представям се (as за) 37. reft отдавам се, жертва съм (to на) (u pass) 38. she's thirty, give or take a year or two тя е около трийсетгодишна 39. the doctors have given him up лекарите ca го отписали 40. they gave him six months hard labour осъдиха го на шест месеца каторжна работа 41. this field gives a good crop of barley тази нива ражда добра реколта от ечемик 42. to give a report изгърмявам 43. to give a shrug of the shoulders свивам рамене 44. to give a sigh/groan въздъхвам, изпъшквам 45. to give as good as one gets, to give tit for tat прен. не оставам длъжен 46. to give in to someone ам. отстъпвам някому, изпълнявам нечие желание 47. to give it someone (hot) наругавам/накастрям някого 48. to give one's hat a brush изчетквам си шапката 49. to give one's life for давам/жертвувам живота си за 50. to give one's life to посвещавам живота си на 51. to give over trying преставам да се мъча 52. to give someone what for прен. разг. нареждам някого, давам някому да се разбере 53. to give the show/game away разг. издавам тайна, изплювам камъчето 54. to give three cheers викам три пъти ура 55. to give to the public/the world публикувам, издавам, правя обществено достояние 56. to give up (all) hope отчайвам се, оставям всякаква надежда 57. to give up for lost смятам за загубен, предавам (на полицията и пр.), издавам (имена на съучастници и пр.) 58. to give up smoking отказвам се от пушенето 59. Предавам (съобщение, поздрави и пр.) 60. давам, излъчвам, изпускам (светлина, топлина и пр.) 61. давам, плащам 62. давам, посвещавам, отдавам 63. изнасям, давам, устройвам, уреждам, изпълнявам (концерт, пиеса и пр.) 64. определям, налагам (наказание), осъждам на, наказвам с, юр. издавам (решение), отсъждам 65. подарявам, давам, оставям, завещавам 66. показвам, отбелязвам, бележа, соча, давам 67. посвещавам се (to в, на) 68. предавам се, оставям се, отдавам се (to) 69. раздавам (something to someone), предавам (булка) на младоженец (като част от, сватбения обред), отказвам се от, жертвувам, разг. издавам (съзнателно или не) 70. спирам, преставам (с ger), отказвам се (от), изоставям 71. счупвам се (и с way), отпускам се, отхлабвам се, разхлабвам се 72. със същ., изразяващи действие, се превежда със съответен бълг. гл
* * *

give [giv] ( gave [geiv], given[givən]) I. v 1. давам, връчвам (s.th. to s.o., s.o. s.th. някому нещо); a pen was \given to me, I was \given a pen дадоха ми един химикал; to \give an answer давам отговор, отговарям; to \give lessons ( instruction) in давам уроци (преподавам) по; to \give o.'s daughter in marriage давам дъщеря си за жена (to на); 2. подарявам, давам; оставям, завещавам; what are you giving him for his birthday? какво ще му подариш за рождения ден? it was \given to him подарък му е, подариха му го; 3. предавам, връчвам; съобщавам; they gave her bad news at the hospital съобщиха ѝ лоша новина в болницата; to \give s.o. a letter from предавам някому писмо от; to \give s.o. into custody ( in charge) предавам някого на полицията; \give my regards to your daughter поздрави от мен дъщеря си; 4. заплащам, давам, плащам; the lady gave me a dollar tip дамата ми даде бакшиш от един долар; 5. давам, посещавам, отдавам; to \give o.'s life for давам живота си за; to \give o.'s life to посвещавам живота си на; to give o.'s attention to насочвам вниманието си към; 6. определям, налагам ( наказание); осъждам на, наказвам с; юрид. издавам ( решение); отсъждам; he was \given 10 years in prison осъдиха го на 10 години; they gave him 3 months hard labour осъдиха го на 3 месеца тежък физически труд; 7. със същ., които изразяват действие, се превежда със съответен български глагол; to \give a blow удрям; to give a cry ( shout) извиквам, надавам вик; to \give a jump подскачам; to \give a kick ритвам; to \give a look ( glance) поглеждам; to \give a shrug of the shoulders свивам рамене; to \give a sigh ( groan) въздъхвам, изпъшквам; to \give a speech произнасям реч; to \give a lecture изнасям лекция; to \give three cheers викам три пъти "ура"; 8. давам, излъчвам, изпускам, източник съм на (светлина, топлина и пр.); to \give a report изгърмявам; 9. показвам, отбелязвам, бележа, давам; he gave no sign of life той не даваше (показваше) никакви признаци на живот; 10. изнасям, давам, устройвам, уреждам ( банкет); изпълнявам (концерт, пиеса и пр.); to \give a recitation рецитирам; to \give a party давам (устройвам, уреждам) забава; каня гости; 11. предлагам (вдигам) наздравица, пия за (здравето и пр.) на; I \give you our host (предлагам) да пием за (здравето на) домакина; 12. създавам, причинявам (болка, неприятност и пр.); заразявам; доставям, правя (удоволствие и пр.); the noise \gives me a headache от шума ме боли главата; does your ear \give you pain? боли ли те ухото? to \give o.s. trouble правя си (създавам си) труд; 13. давам, нося, донасям, докарвам (доход и пр.); раждам (за дърво и пр.); this field \gives a good crop of barley тази нива ражда добър ечемик; 14. давам, предавам, описвам, обрисувам; 15. отстъпвам, съгласявам се с; the government's got to \give, or the miners will go on strike правителството трябва да отстъпи, иначе миньорите ще вдигнат стачка; 16. поддавам се, огъвам се, хлътвам, еластичен съм; счупвам се (и way); отпускам се, отхлабвам се, разхлабвам се; if the ladder \gives he will fall ако се счупи стълбата, той ще падне; he felt his legs gave beneath him той чувстваше, че не го държат краката (че краката му се подкосяват); 17.: to \give way отстъпвам, оставям се, отдавам се; отстъпвам място, оставям да мине (to); падам (за цени, акции и пр.); мор. греба силно, натискам силно греблата; to \give way to s.o. отстъпвам някому; to \give way to despair (grief etc.) оставям се (отдавам се) на отчаяние (скръб и пр.); to \give way to anger ( tears) давам воля на яда (сълзите) си; to \give way to traffic coming from the right давам предимство на автомобилите, идващи от дясната страна; 18. избелява (за цвят); 19. започва да се топи; затопля се, омеква, стопля се (за време); • to \give a child a name кръщавам, именувам, наричам, назовавам; to \give a dog a bad name черня, очерням някого, изкарвам някому лошо име; to \give s.o. the fidgets ( jumps) разг. дразня, нервирам някого, лазя по нервите на; to \give as good as one gets, to \give tit for tat прен. не оставам длъжен; to \give birth to раждам; пораждам, предизвиквам, докарвам; to \give chase гоня, прогонвам; to \give ear слушам, послушвам, вслушвам се в; to \give effect to привеждам в изпълнение (действие), изпълнявам; to \give ground отстъпвам (особ. за войски); to \give o.'s right arm ( eye teeth) давам мило и драго; готов съм на всичко; to \give it to s.o. ( hot, strong), to \give s.o. hell давам някому да се разбере, наругавам, накастрям; to \give offence ( umbrage) обиждам; to \give place to отстъпвам място на, бивам заместен от; to \give rise to предизвиквам, причинявам, докарвам, пораждам; to \give s.o. the sack ( mitten) уволнявам, изгонвам от работа; отказвам на кандидат за женитба; to \give s.o. the slip измъквам се, изплъзвам се; to \give s.o. what for прен. нареждам някого, давам някому да се разбере; to \give the time of day поздравявам, казвам "добро утро" (добър ден и пр.); to \give to the public ( world) публикувам, издавам; правя обществено достояние; not to \give a damn пет пари не давам, не ме е грижа, не ме интересува; \give me the good old days къде са добрите стари времена, няма по-хубаво от добрите стари времена; you are a bright kid, I'll \give you that признавам, че си умно дете; добре де, умно дете си ( съгласен съм); it is not \given to all to не всеки може, не всекиму е дадено; \give me... разг. предпочитам ...; some people like country life \give me the town някои хора харесват живота на село, но аз предпочитам града; don't \give me that! не ми ги пробутвай тия! не вярвам! не може да бъде! II. n еластичност, гъвкавост (и прен.); отстъпчивост, примирителност, мекушавост, добрина.

English-Bulgarian dictionary > give
20 take

{teik}
I. 1. вземам
2. водя, завеждам, отвеждам
откарвам (с кола и пp.) (to на, в)
занасям (to на, в)
business often TAKEs me abroad често ходя в чужбина служебно, работата ми често ме кара да пътувам из чужбина
3. хващам, залавям
to TAKE prisoner/captive пленявам, вземам в плен
they were TAKEn prisoner/hostage взеха ги пленници/заложници
to TAKE someone unprepared изненадвам, хващам някого неподготвен
4. вземам (и при игри), превземам, завладявам (и прен.)
I was much TAKEn by the idea идеята много ми хареса
5. възползувам се oт, използувам (възможности и пр.)
6. вземам, наемам (жилище, коли, pаботна ръка и пр.)
7. вземам, заемам, обсебвам (дума, идея и пр.)
8. вземам, заемам, ангажирам (място и пр.)
9. абониран съм за, получавам/купувам си редовно (вестник и пр.)
10. вземам/използувам превозно средство
11. вземам, поемам/тръгвам по (път и пр.)
12. прескачам, преодолявам (препятствие и пр.)
13. вземам, получавам, спечелвам (диплома, награда и пр.)
to TAKE the biscuit/bun/cake sl. надминавам всички, излизам първeнeц
14. вземам, приемам, поемам (хранa, лекарство, въздух u пр.), ям, пия
to TAKE breakfast/dinner, etc. закусвам, обядвам и пр.
do you TAKE sugar in your tea? със захар ли пиeте чая си? I cannot TAKE whisky нe могa да пия/не ми понася пиенето на уиски
15. вземам, приемам (подарък, предложение и пр.)
taking one thing with another прен. (взето) едно на друго
taking all in all общо взето
to TAKE things as they come приемам нещата такива, каквито са
I am not taking any! да имаш да вземаш! ще извиняваш! благодаря! he will not TAKE no for an answer той не приема/не се примирява с отказ
I suppose we must TAKE it at that да приемем/допуснем, че e така, да повярваме
TAKE it from me! добре да гo знаеш
16. предполагам, смятам, приемам
what time do you TAKE it to be? колко мислиш, че e часът? how old do you TAKE him to be? колко години му даваш? I TAKE it that предполагам, че
as I TAKE it според мен
people took him to be mad хората го вземаха за луд
17. разбирам, тълкувам
to TAKE someone seriously вземам думите/постъпките на някого сериозно
I don't know how to TAKE him не зная как да го разбирам/как да тълкувам думите/постъпките му
18. поемам (командуване, отговорност, риск и пр.)
to TAKE the consequences/the punishment поемам/понасям последствията/наказанието
he can TAKE it разг. той издържа, носи (наказание, нещастие и пр.)
19. вземам, отнемам (време и пр.), изисквам, трябва (ми), нужно (ми) е
it TAKEs her/she TAKEs hours/ages to dress тя ce облича с часове
to TAKE one's time over something /in doing something не се притеснявам/не си давам зор/не бързам с (извършването на) нещо
TAKE your time полека, не бързай, не се притеснявай
it took four men to hold him бяха необходими четирима души, за да гo удържат
it TAKEs a clever man to do that ум трябва за тази работа, само умен човек може да свърши това
that will TAKE some explaining това няма да е лесно да се обясни
the work took some doing работата не беше лесна/лека
it took some finding не беше лесно да се намери
don't TAKE so much asking не чакай толкова да тe молят, не се назлъндисвай толкова
20. измервам (температуpа, височина и пр.)
отчитам данни (на измервателен ypед)
21. хващам, пипвам, разболявам се oт
22. правя снимка, снимам, излизам добре/зле на снимка
to TAKE well излизам добре на снимка, фотогеничен съм
23. обучавам, вземам (клас), следвам (курс и пр.)
24. имам успех, харесвам се, имам/оказвам въздействие
25. хващам (се) (за ваксина, присадка и пр.), хващам, ловя (за боя и пр.)
26. побирам (за кола и пр.)
27. издържам (товар и пр.), поддържам, крепя, подкрепям (за греда и пр.)
28. пламвам (за огън)
29. нося (номер на обувки и пр.)
I TAKE sixes in gloves нося ръкавици номер шест
30. мат. вадя, изваждам
31. грам. вземам, управлявам
32. разг. мамя, измамвам
to TAKE advice приемам/вслушвам се в/потърсвам съвет
to TAKE legal/medical advice съветвам се с адвокат/лекар
to TAKE heed/notice of внимавам за, обръщам внимание на
to TAKE measures/steps вземам мерки
to TAKE one's name from нося името/наименованието си от
to TAKE pains/trouble старая се, полагам грижи/старание
to TAKE something apart/to pieces разглобявам нещо
the table TAKEs apart масата се разглобява/е разглобяема
II. 1. улов (дивеч, риба и пр.)
2. театр. касов сбор
3. печ. текст, даден за набор на един словослагател
4. кино сцена, кадър (за снимане)

* * *

{teik} v (took {tuk}; taken {teikn}) 1. вземам; 2. водя, зав(2) {teik} n 1. улов (дивеч, риба и пр.); 2. театр. касов сбор;

* * *

хващам; спечелвам; улов; сварвам; пия; понасям; отнемам; правя; приемам; вземам; водя; разбирам; занасям; завеждам; залавям; наемам;

* * *
1. 1 вземам, отнемам (време и пр.), изисквам, трябва (ми), нужно (ми) е 2. 1 вземам, поемам/тръгвам по (път и пр.) 3. 1 вземам, получавам, спечелвам (диплома, награда и пр.) 4. 1 вземам, приемам (подарък, предложение и пр.) 5. 1 вземам, приемам, поемам (хранa, лекарство, въздух u пр.), ям, пия 6. 1 поемам (командуване, отговорност, риск и пр.) 7. 1 предполагам, смятам, приемам 8. 1 прескачам, преодолявам (препятствие и пр.) 9. 1 разбирам, тълкувам 10. 2 издържам (товар и пр.), поддържам, крепя, подкрепям (за греда и пр.) 11. 2 имам успех, харесвам се, имам/оказвам въздействие 12. 2 нося (номер на обувки и пр.) 13. 2 обучавам, вземам (клас), следвам (курс и пр.) 14. 2 пламвам (за огън) 15. 2 побирам (за кола и пр.) 16. 2 правя снимка, снимам, излизам добре/зле на снимка 17. 2 хващам (се) (за ваксина, присадка и пр.), хващам, ловя (за боя и пр.) 18. 2 хващам, пипвам, разболявам се oт 19. 20. измервам (температуpа, височина и пр.) 20. 3 грам. вземам, управлявам 21. 3 разг. мамя, измамвам 22. 30. мат. вадя, изваждам 23. as i take it според мен 24. business often takes me abroad често ходя в чужбина служебно, работата ми често ме кара да пътувам из чужбина 25. do you take sugar in your tea? със захар ли пиeте чая си? i cannot take whisky нe могa да пия/не ми понася пиенето на уиски 26. don't take so much asking не чакай толкова да тe молят, не се назлъндисвай толкова 27. he can take it разг. той издържа, носи (наказание, нещастие и пр.) 28. i am not taking any! да имаш да вземаш! ще извиняваш! благодаря! he will not take no for an answer той не приема/не се примирява с отказ 29. i don't know how to take him не зная как да го разбирам/как да тълкувам думите/постъпките му 30. i suppose we must take it at that да приемем/допуснем, че e така, да повярваме 31. i take sixes in gloves нося ръкавици номер шест 32. i was much taken by the idea идеята много ми хареса 33. i. вземам 34. ii. улов (дивеч, риба и пр.) 35. it takes a clever man to do that ум трябва за тази работа, само умен човек може да свърши това 36. it takes her/she takes hours/ages to dress тя ce облича с часове 37. it took four men to hold him бяха необходими четирима души, за да гo удържат 38. it took some finding не беше лесно да се намери 39. people took him to be mad хората го вземаха за луд 40. take it from me! добре да гo знаеш 41. take your time полека, не бързай, не се притеснявай 42. taking all in all общо взето 43. taking one thing with another прен. (взето) едно на друго 44. that will take some explaining това няма да е лесно да се обясни 45. the table takes apart масата се разглобява/е разглобяема 46. the work took some doing работата не беше лесна/лека 47. they were taken prisoner/hostage взеха ги пленници/заложници 48. to take advice приемам/вслушвам се в/потърсвам съвет 49. to take breakfast/dinner, etc. закусвам, обядвам и пр 50. to take heed/notice of внимавам за, обръщам внимание на 51. to take legal/medical advice съветвам се с адвокат/лекар 52. to take measures/steps вземам мерки 53. to take one's name from нося името/наименованието си от 54. to take one's time over something /in doing something не се притеснявам/не си давам зор/не бързам с (извършването на) нещо 55. to take pains/trouble старая се, полагам грижи/старание 56. to take prisoner/captive пленявам, вземам в плен 57. to take someone seriously вземам думите/постъпките на някого сериозно 58. to take someone unprepared изненадвам, хващам някого неподготвен 59. to take something apart/to pieces разглобявам нещо 60. to take the biscuit/bun/cake sl. надминавам всички, излизам първeнeц 61. to take the consequences/the punishment поемам/понасям последствията/наказанието 62. to take things as they come приемам нещата такива, каквито са 63. to take well излизам добре на снимка, фотогеничен съм 64. what time do you take it to be? колко мислиш, че e часът? how old do you take him to be? колко години му даваш? i take it that предполагам, че 65. абониран съм за, получавам/купувам си редовно (вестник и пр.) 66. вземам (и при игри), превземам, завладявам (и прен.) 67. вземам, заемам, ангажирам (място и пр.) 68. вземам, заемам, обсебвам (дума, идея и пр.) 69. вземам, наемам (жилище, коли, pаботна ръка и пр.) 70. вземам/използувам превозно средство 71. водя, завеждам, отвеждам 72. възползувам се oт, използувам (възможности и пр.) 73. занасям (to на, в) 74. кино сцена, кадър (за снимане) 75. откарвам (с кола и пp.) (to на, в) 76. отчитам данни (на измервателен ypед) 77. печ. текст, даден за набор на един словослагател 78. театр. касов сбор 79. хващам, залавям
* * *

take [teik] I. v ( took [tuk], taken[´teikn]) 1. в комбинация със съществително, носител на цялостното значение на фразата: to \take care внимавам, пазя се; грижа се за (of); to \take a shower вземам душ, къпя се; to \take a risk рискувам; to \take heart окуражавам се; to \take account of държа сметка за; to \take advice приемам (вслушвам се в; потърсвам) съвет; to \take aim прицелвам се; to \take a dislike to намразвам; to \take a nap дрямвам, поспивам; to \take a turn 1) разхождам се, разтъпквам се; 2) променям се; to \take a turn for the better подобрявам се; to \take cover скривам се; to \take effect давам резултат; имам въздействие; влизам в сила; to \take exception to правя възражение срещу; to \take heed ( notice) of внимавам, обръщам внимание на; to \take leave of сбогувам се с; to \take leave of o.'s senses изгубвам си ума; to \take notes водя си бележки; to \take offence ( umbrage) обиждам се; to \take pains ( trouble) старая се, полагам грижи (старание); to \take part in участвам в, вземам участие в; to \take pity on съжалявам се над, смилявам се; имам милост към; to \take place става, състои се; to \take pleasure in намирам удоволствие в, приятно ми е да (с ger); to \take possession of завладявам; to \take pride in гордея се с; to \take rise произлизам, създавам се; to \take sides вземам страна (при спор и пр.); to \take wing отлитам; to \take wind разчувам се; 2. вземам; to \take in hand залавям се (заемам се) за; to \take in tow тегля, влача с въже; стягам ( някого); 3. водя, завеждам; \take me to him заведи ме при него; 4. хващам, залавям; to \take s.o. by the throat хващам някого за гушата; to \take s.o.'s arm хващам някого под ръка; to \take prisoner ( captive) пленявам, вземам в плен; to \take hold of хващам, сграбчвам; to \take in charge ( into custody) арестувам, затварям, задържам; to \take in the act залавям на местопрестъплението; to \take by surprise изненадвам; to \take unprepared изненадвам, хващам неподготвен; to \take at a disadvantage залавям (намирам, хващам) в неблагоприятно положение; 5. вземам, отнемам (време и пр.); изисквам, трябва ми, нужно ми е; he took ( it took him) three years нужни му бяха три години; to \take o.'s time over s.th. не бързам с нещо; it took four men to hold him бяха нужни четири души, за да го удържат; it \takes a clever man to do that за тази работа трябва ум, само умен човек може да свърши това; it \takes two to make a quarrel обикновено и в двете страни има вина; the work took some doing работата не беше лесна; it took some finding не беше лесно да се намери; 6. възползвам се от, използвам (възможност и пр.); to \take o.'s chance възползвам се; 7. вземам, заемам (дума, идея и пр.) ( from от); 8. вземам, приемам (подарък, предложение и пр.); taking one thing with another прен. едно върху друго; taking all in all общо взето; to \take things as one finds them приемам нещата такива, каквито са; to \take it from there действам според случая (без предварителен план); to \take the rough with the smooth приемам и доброто, и лошото хладнокръвно; I'm not taking any ще има да вземаш! ще извиняваш! благодаря! he will not \take no не приема отказ; I suppose we must \take it at that предполагам, че трябва да го приемем така (да повярваме); \take it from me! вярвай ми!; to \take it easy не се вълнувам (тревожа); не бързам; to \take it lying down приемам поражение без съпротива; прен. вдигам ръце; \take it badly обиждам се, огорчавам се; 9. вземам, заемам; ангажирам, запазвам (място и пр.); to \take a back seat прен. оставам в сянка; изгубвам значението (влиянието) си; to \take the chair заемам председателското място, председателствам; 10. абониран съм за, получавам (купувам) редовно (вестник и пр.); 11. вземам, използвам (превозно средство); to \take ship качвам се на кораб; to \take horse ост. качвам се на кон, пътувам на кон; 12. вземам, поемам, тръгвам по (път и пр.); 13. предполагам, мисля, смятам, приемам; what time do you \take it to be? колко мислите, че е часът? I \take it that предполагам, че; let us \take it that да предположим, че; 14. вземам; наемам, използвам (жилище, кола, работна ръка и пр.); 15. прескачам, преодолявам (препятствие и пр.); 16. вземам, получавам, спечелвам (диплома, награда и пр.); вземам, издържам ( изпит); \take it or leave it прави каквото искаш; 17. вземам, поемам (храна, въздух и пр.); ям, пия; to \take o.'s meals храня се; do you \take sugar in your tea? със захар ли пиете чая? I cannot \take whisky не мога да пия уиски, не ми понася уиски; 18. разбирам, тълкувам; to \take s.th. in the wrong way разбирам нещо неправилно; to \take as a datum вземам, приемам за нула или начало; to \take s.o. seriously вземам думите (постъпките) на някого на сериозно; to \take ill ( amiss) обиждам се, разбирам (тълкувам) неправилно; I don't know how to \take him не знам как да го разбирам (как да разбирам думите му); 19. вземам (и при игри), превземам, завладявам (и прен.); to \take by storm превземам с щурм; I was much \taken with the idea идеята много ми хареса; 20. занасям (to на, в); водя, завеждам, отвеждам (to на, в); откарвам (с кола и пр.); 21. поемам (отговорност, командване и пр.); \take as read пренебрегвам (маловажни факти и пр.); to \take the lead заставам начело, водя; to \take the consequences ( the punishment) поемам (понасям) последствията (наказанието); 22. измервам (температура, височина и пр.); to \take reading отчитам данни (напр. от ска́ла); отчитам (данни на измервателен уред); 23. хващам, пипвам, разболявам се от; заразявам се; to be \taken ill разболявам се; 24. правя ( снимка), снимам, фотографирам; изобразявам, рисувам; излизам (добре, зле) на снимка; she doesn't \take well тя не излиза добре на снимки, не е фотогенична; 25. обучавам, вземам ( клас); следвам (курс и пр.); 26. имам успех, харесвам се, налагам се; to be \taken with завладян съм от, пленен съм от, много ми се нрави; 27. хваща (за ваксина и пр.); хваща се (за присадка и пр.); хваща, лови (боя и пр.); to \take root вкоренява се; хваща корен; 28. побира (за кола и пр.); 29. издържа (товар и пр.); поддържа, крепи, подкрепя (за греда и пр.); 30. пламва (за огън); to \take fire запалвам се, подпалвам се; 31. нося (номер обувки и пр.); I \take sixes in gloves нося ръкавици номер шест; 32. ловя, хващам; to \take fish ловя риба; 33. втвърдявам се (за цимент, гипс и пр.); прониквам, боядисвам (за боя, оцветител); • to \take a leaf out of s.o.'s book възприемам нечий метод и пр.; to \take God's name in vain споменавам божието име напразно; to \take ( holy) orders ръкополагат ме за (ставам) свещеник; запопвам се; to \take for granted не се съобразявам много с; приемам нещо за дадено (за разбиращо се от само себе си); to \take too much for granted позволявам си твърде много, отивам твърде далеч; to \take in set получавам остатъчна деформация; to \take into account вземам (имам) предвид; to \take o.'s name from нося името си от; to \take s.o. at his word повярвам на някого; to \take the air разхождам се на (чист) въздух; to \take the bull by the horns посрещам смело трудно положение; to \take the liberty of позволявам си да (с ger); to \take the measure of s.o.'s foot разбирам какво мога да си позволя с някого; to \take the offensive минавам в настъпление, атакувам; to \take the view that на мнение съм, мисля, че; to \take (s.o.) to task държа (някого) отговорен; хокам (някого); to have what it \takes притежавам способности (данни); II. n 1. улов (дивеч, риба и пр.); 2. театр. сбор, пари, получени от едно представление; 3. печ. текст, даден за набор на един словослагател; 4. кино сцена, кадър (за снимане), дубъл; кинокадър; to be on the \take sl вземам подкупи.

English-Bulgarian dictionary > take

Страницы

См. также в других словарях:

custody — cus|to|dy [ kʌstədi ] noun uncount LEGAL ** 1. ) the legal right to take care of a child: The parents have joint custody of their children. The girl s father was awarded sole custody. 2. ) a situation in which someone is kept in prison until they … Usage of the words and phrases in modern English
custody */*/ — UK [ˈkʌstədɪ] / US noun [uncountable] 1) legal the legal right to look after a child The parents have joint custody of their children (= both parents will look after the children). The girl s father was awarded sole custody. 2) legal a situation… … English dictionary
custody — [[t]kʌ̱stədi[/t]] 1) N UNCOUNT: oft N of n Custody is the legal right to keep and look after a child, especially the right given to a child s mother or father when they get divorced. I m going to go to court to get custody of the children...… … English dictionary
custody — The safekeeping (and often settlement) of investments introduced as a category of investment business under the Financial Services Act 1986 in June 1997. Dresdner Kleinwort Wasserstein financial glossary * * * custody cus‧to‧dy [ˈkʌstədi] noun… … Financial and business terms
custody — cus|to|dy [ˈkʌstədi] n [U] [Date: 1400 1500; : Latin; Origin: custodia guarding , from custos person who guards ] 1.) the right to take care of a child, given to one of their parents when they have ↑divorced custody of ▪ He got custody of his son … Dictionary of contemporary English
custody — noun (U) 1 the right to take care of a child, especially when the child s parents are legally separating from each other (+ of): In most divorce cases the mother is awarded custody of the children. | have custody: a dispute over who should have… … Longman dictionary of contemporary English
feel someone's collar — vb to arrest or take someone into custody. An item of police jargon, now more often expressed by the noun collar … Contemporary slang
someone is believed to be — someone/something is believed to be phrase used for saying that it is the general opinion of most people that something is true although it has not been proved A third man is missing and is believed to have been taken into police custody.… … Useful english dictionary
Custody battle for Anna Mae He — Anna Mae He (simplified Chinese: 贺梅; traditional Chinese: 賀梅; pinyin: Hè Méi or He Sijia,[1] born January 28, 1999 in the United States), was the subject of a custody battle between her Chinese biological parents, Shaoqiang (Jack) He (贺绍强) and… … Wikipedia
2004 Palm Island death in custody — The 2004 Palm Island death in custody incident relates to the death of Palm Island, Queensland resident, Mulrunji on Friday, 19 November 2004 in a police cell. The death of Mulrunji led to civic disturbances on the island and a legal, political… … Wikipedia
pick someone up — 1 I ll pick you up after lunch: FETCH, collect, call for. 2 (informal) he was picked up by the police: ARREST, apprehend, detain, take into custody, seize; … Useful english dictionary

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

someone into custody

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

someone into custody

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: